e. Het niet directe of indirecte richting aantasten van nog zwij
gende, maar ontdekte vijandelijke Z. M.'s of artillerie.
Het is de eerste plicht van den s. ct, zich onmiddellijk in verbin
ding te stellen met den inf. ct, welken hij steunen moet, ook al is hij
niet onder diens bevelen gesteld. De s. ct moet, evenals de geheele
bediening, op de hoogte zijn met de opstelling der infanterie en
met het beloop der hoofdweerstandslijn. Van bijzonder belang is
dit, indien vuur over of door eigen troepen moet worden afgegeven
(p. 217). Verder dient verband te worden gehouden met den eigen
comp.-ct, de neven Z. M. secties en de overige zware inf. wapens.
Bij het opmaken van het vuurplan moet de s. ct er op toezien, dat op
ieder gedeelte van zijn strook kan worden gevuurd. Waar dit niet
mogelijk blijkt vraagt hij den steun van nevensecties (kruisvuur)
of van de andere zw. inf. wapens (niijnenwerpers, als inf. geschut
dienende veldstukken) (p. 218). Bij het inrichten der stelling ver
deelt de s. ct zijn 3 (of 2) stukken over het hem toegewezen front
gedeelte, zoodanig d.at iedere regelmatigheid vermeden wordt,
doch de stukken in zijn hand blijven. Hij moet ei naar streven, dat
de vijand met vuur overvallen wordt uit plaatsen, waar hij dit juist
niet verwacht had. In boschterrein kunnen daartoe enkele Z. M.'s
in boomen worden opgesteld. S. ct en manschappen moet voor
oogen staan, dat duurzame uitwerking slechts verzekerd is bij
volmaakt goede maskeering (p. 219). Dringt de vijand de zone
binnen, dan laat de s. ct al zijn stukken, voor zoover zij niet op
dracht hebben tot een bepaald gevechtsmoment te zwijgen
(„Schweige s. M. G."tegen de inbraakplaats vernietigingsvuur
afgeven. De ct eener in reserve gehouden sectie verzoekt z. n.
zélf het geheel of een gedeelte zijner sectie in de bres te mogen
werpen. Ziet of hoort een s. ct, dat een inf. afdeeling vooruit snelt
tot het doen van een tegenstoot, dan steunt hij uit eigen beweging
met al zijn stukken, door den vijand neer te drukken, tot de eigen
infanterie hem met het blanke wapen te lijf gaat. De wederzijdsche
samenwerking moet hierbij door enkele woorden, teekens, wenken
of signalen tot stand komen. Rolt een vuurwals over de stelling
heen, clan m.ag de waarneming niet door de neiging tot dekking
zoeken worden onderbroken. Zoodra de vuurwals over de bedie
ning heen is geloopen stort zij zich op hare stukken om de achter
de wals volgende aanvallers onder vuur te nemen. Zijn deze reeds
voorbij gestormd, dan tasten zij hen in den rug aan. Is de Z. M.
onbruikbaar geworden, dan verdedigt hare bediening zich met
karabijn, pistool en handgranaat tot op den laatsten man (p. 220).
Ook hierbij de strijd in de dieptezone zien wij weer hoe het
Duitsche voorschrift, na zoolang mogelijk gecentraliseerd te heb
ben, zoodra de onverbiddelijke noodzaak dit eischt tot het uiterste
decentraliseert en niet schroomt, daarbij een zware wissel te
trekken op het tactisch inzicht, de zelfbeheersching, tegenwoordig
heid van geest en vastberadenheid der ondercommandanten. Het
671