lijn blijven. Zoodra mogelijk stelt de comp.-ct een vuurplan, met
flankeerende vuren, op en doet de diepteopstelling innemen.
Bij den aanval strekken de verkenningen zich uit over de in
p. 207 genoemde punten (zie onder B. De Sectie) (p. 266), bij
de voorbereide verdediging (p. 272) kan uit den aard grondiger
worden te werk gegaan en verkent de comp.-ct, alvorens hij den
bat.-ct voorstellen doet:
1°. In het verre voorterreinDéfilés, plaatsen van gereedstelling
des vijands, vermoedelijke stellingen voor vijandelijke artillerie
en mitrailleurs (alles vuur met indirecte richting), bedekte terrein-
deelen. welke voor 's vijands nadering gunstig liggen (vuur met
indirecte richting of direct flankeerend vuur).
2°. In het nabij gelegen voorterrein'. Opstellingsplaatsen voor
vooruitgeschoven mitrailleurs ter flankeering en om het vuur der
andere wapens te versterken (directe richting).
3°. In de eigen stelling: Beloop van de voorpostenstrook, de
hoofdweerstandslijn en de ligging der nesten; in verband hiermede
te treffen regeling der vernietigings- en afsluitingsvuren (direct
of indirect)de opstelling van z. g. „Schweige s. M. G." en van
reserve-mitrailleurs, de inrichting van waarnemingsposten en
verbindingen en de plaats van voertuigen en paarden.
De mogelijkheid, afsluitings- en flankeerend vuur af te geven
en achterwaarts te plaatsen sectiën gunstig voor vuurconcentraties
met indirecte richting op te stellen is beslissend voor de verdeeling
der mitrailleurs. De Z. M.'s vormen het geraamte der stelling, de
juistheid hunner opstellingsplaatsen heslist in hoofdzaak over het
behoud der stelling (p. 274). De Z. M.'s worden hiermede tot het
hoofdwapen der verdediging gestempeld. Dat zij dit, zooals wij
zagen, bij den aanval niet zijn geeft aan de verdediging een grooten
tactischen voorsprong, waaruit het zoeken naar lichte vechtwa-
gens, inf. geschut, enz. verklaard moet worden.
Het, naar aanleiding der verkenningen, opgemaakte vuurplan
waarin ook de andere inf. wapens hun rol toebedeeld krijgen, moet
z.-m. zóó zijn, dat reeds de Z. M.'s op zich zelf een aaneengesloten
spervuur kunnen afgeven. De vijand zal hier slechts onder de
zwaarste verliezen doorheen kunnen breken (p. 274). Geheel
ondoorschrijdbaar acht het Duitsche voorschrift het Z. M. spervuur
dus niet, in tegenstelling met het Fransche, wat wij reeds vroeger
aanstipten. Stormt de vijand (p. 275), dan is het van de grootste
beteekenis, dat de Z. M.'s tijdig beginnen te vuren. Binnengedron
gen afdeelingen moeten in het, over de gansche breedte en diepte
der stelling uitgebreide net van mitrailleurvuur worden gevangen
en vernietigd. Hiermede aanvaardt het voorschrift dus duidelijk
het beginsel der dieptezöne met min of meer versnipperde vuur
kracht, daar immers niet te verwachten is, dat al deze mitrailleurs
ook vóór de hoofdweerstandslijn zullen kunnen vuren. Wenschelijk
675