is dit zeker, doch vooral in onze bedekte terreinen zal het menig maal onmogelijk blijken. Van tijdige munitie- en wateraanvulling kan de uitslag van het gevecht afhangen. Moet de gevechtstrein ver achter blijven (vlieg tuiggevaar), dan kan het aanbeveling verdienen meer naar voren een „Z. Af. munitie-aanvullingsplaats" op te richten, welke onder bevel van den sergt van wapening komt (p. 276). De gevechtstrein wordt met de noodige tusschenruimten en afstanden en steeds gemaskeerd opgesteld en volgt uit eigen beweging, zoodra het ge vecht zich verplaatst (p. 278). Ons voorschrift bevat gelijksoortige bepalingen (p.p. 36 en 37), slechts wijst het niet op de noodzaak van échelonneering van den trein. Moge het gelukt zijn in de voorgaande regelen de hoofdlijnen uit dit zeer gedetailleerde deel van het behandelde voorschrift voldoende te hebben doen uitkomen, vooral die betreffende het voor ons nieuw" begrip der vuurdekking. (Wordt vervolgd). 3. LANDINGSAANGELEGENHEDEN, door F. Treffers. C. Moderne transporten. I. Onder den zelfden titel sub B. berekende ik in het I. M. T. 1922 No. 12, hoe in 1914 de gemiddelden voor lange reizen, ge noemd in de lezing van den generaal P. J. Spruyt, van 7.4 ton per man en 13.7 per paard, of 800 man per schip ook golden voor het transport der A N Z A C, van Australië tot Egypte, welke over tocht sedert de landing van een Chineesch leger op Oost-Java omstreeks 1295 n. Chr. tot de langdurigste behoort, die de ge schiedenis kent. In het I. M. T. van 1918 komt een opstel over „Sterkte van in een enkel transport over te voeren expeditionnaire legers" voor, geteekend d. G. Daarin lezen wij op blz. 784: „Tegenwoordig zou echter een veel grootere scheepsruimte noodig zijn. Men houde n. 1. in het oog, dat thans veel meer munitie zoowel bij de batterijen als bij de munitiecolonnes moet worden medegevoerd, dus veel meer caissons en veel meer paarden noodig zullen zijn, dat ook voor de infanterie op een grooteren munitie- voorraad moet worden gerekend en bovendien op een groot aantal handgranaten, dat sedert mitrailleur-compagnieën met een groot aantal paarden bij de regimenten infanterie zijn ingedeeld en dat ten slotte thans een geheel uitgeruste vliegafdeeling, automobielen, mobiele zoeklichten, enz. aan dat leger moeten worden toege voegd". Gegevens, getallen, gemiddelden zijn hieromtrent nog slechts 676

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 36