uitrekenen nog noodig, en kan
dan niet eenvoudiger voor
lengte zoowel als voor breedte
het gemiddelde van alle scho
ten samen genomen worden?
Ook bij waarneming van
terzijde volstaan wij gewoon
lijk met het concentreeren van
de richtlijnen vóór het inschie
ten.
7. Moet uit punt 137 in ver
band met 134c („schoten")
gelezen worden, dat na een
voorloopige plus- of min-laag
gewoonlijk niet wordt terug-
(cq. vooruit-) gegaan?
Is het niet de bedoeling, dat
als regel wèl een sprong wordt
gedaan?
8. Zijn de in punt 105,
eerste en tweede lid, genoemde
correcties op den afstand,
(hoewel theoretisch juist) niet
in strijd met de practijk, zoo
als die volgens het Rekenblad
O. C. en de schietstaat O. C.
is geregeld? (Alle afstandcor
recties worden op den terrein-
hoek aangebracht).
Waar eenvoudigheidshalve
alle daginvloedcorrecties door
den O. C. samen gevoegd wor
den, en een kleine fout ont
staat, zoowèl bij aanbrengen
van de totaal-correcties op den
afstand als op den terreinhoek
(1), zoo lijkt het mij toch toe,
dat de wijze van corrigeeren
volgens het Rekenblad O. C. in
de practijk de minste bezwa
ren meebrengt. Alleen in het
geval van de noot bij punt 105
(zonder daginvloeden) zou een
parallelle afstand- en T-correc-
690
sche regeling stuksgewijze op
grond van de 4 schoten per
stuk moet gehandhaafd blij
ven, al zijn ook de richtlijnen
tevoren op één punt gebracht.
7. Wordt één schot van een
laag waargenomen, dan geldt
die laag als of laag
ingevolge punt 134c, en wordt
volgens punt 137 terug- of
vooruitgegaan. Het voorschrift
kent de „voorloopige plus-
(min-) laag" niet. Het spreekt
alleen van laag of
laag en van een als vork-
grens geldende laag (punt
138).
8. Inderdaad. Het Rekenblad
O. C. neemt aan, dat die cor
recties in den terreinhoek wor
den verwerkt, hetgeen alleen
bij schokvuur toegelaten mag
worden.
Bij GK. vuur moet de onder
scheiding tusschen afstands- en
teireinhoek-correcties volgens
de punten 105 en 108 worden
in acht genomen, en zeer zeker
in het geval van noot (1) bij
eerstgenoemd punt.