corrigeert!, dit geeft evenwel
een afstandsverschil van 50
M., zoodat men daar met den
lengtesprong rekening mee
moet houden.
In p. 155 wordt hierover
echter in het geheel niet ge
rept. Is het misschien de be
doeling, dat de S. H. van 3 0/00
niet gewijzigd wordt aangezien
toch waarnemingen verkregen
worden?
16. Geldt p. 156 ook voor
a 300 „O en >100 °/00
Gesteld de contrölelaag geeft
na terreinhoekvermeerdering
(- 4 te lage springpunten b. v.
van 2 °/00tijdens het inschie
ten zijn grootendeels aanslagen
gekregen. Blijkbaar lag het
gemiddeld springpunt 2 onder
den grond. Naar mijne meening
zijn nu de volgende correcties
noodig. Tm 4 en rp 5, terwijl
in dit geval afstandswijziging
niet noodig is, immers de
baan is goed!
Alleen in het geval, dat bij
het inschieten de springpunten
gemiddeld te hoog lagen (b.v.
2 °/00)krijgen we bij het re
gelen van de S. H. tevens een
afstandswijziging van de baan.
werkt verder met deC,noOfde
Cn. Is het doel voor de breedte
en voor de lengte zoodoende
voldoende nauw ingesloten,
dan wordt punt 156 toegepast,
waardoor, dank zij de inslui
ting voor de breedte, de rege
ling voor de lengte van zelf in
orde komt, voor zoover daar
aan nog iets mocht mankeeren.
Het is dus wel degelijk de
bedoeling, dat de SH. wordt
gewijzigd. Immers dit is noo
dig voor de vermeerdering van
de kansen op waarnemingen.
Slechts heeft punt 155 wil
len doen uitkomen, dat de be
perking van punt 134, onder
b, vervalt bij waarneming van
ter zijde.
16. Ja.
Deze opvatting is juist, wan
neer bij het inschieten de op
volgende lagen, met hun gem.
Sp. meer en meer de waarne-
mingslijn naderend, voldoende
gegevens voor den afstand
hadden verstrekt. Op vlak ter
rein is dit bijna altijd het geval,
in golvend terrein niet altijd.
Men denke aan den invloed
van den terreinvorin op het
eindpunt van de baan.
Heeft men dus gegronde re
denen om de baan als goed te
beschouwen, dan brengt men
uiteraard geen baancorrecties
meer aan. Een groep Spn.
boven het doel zou daar bo
vendien dan geen aanleiding
toe geven.
Inderdaad, in dit geval zal
punt 156 in zijn vollen'omvang
tot toepassing komen. De hier
naast gevolgde redeneering is
juist. Evenwel zij men er op
verdacht, dat in de werkeüjk-
695