accoord gingen. De requisitie bepaalde zich niet alleen tot Frankrijk, doch vond ook toepassing in N.-Afrika, Marokko, Mada gascar en W.-Afrika. Bovendien beschikte de Intce nog over de huiden van de voor de militaire slacht bestemde runderen. Alle looierijen, gelegen in het gebied van een legerkorps, be hoorden tot een looicentrum, geplaatst onder de leiding van een Intce-officier. Deze was alleen president van eene commissie, bestaande uit officieren, experts en handelaren. Deze commissie bezocht geregeld alle looierijen in haar gebied gelegen, liet zich de gelooide huiden voorleggen en vorderde die, welke zij geschikt achtte voor legerdoeleinden. De afgekeurde werden door versche huiden vervangen en de looier kreeg opdracht deze te looien, voor welk doel hem de looimiddelen gratis werden verstrekt. Ook hier voor was eene speciale organisatie noodig. Voor de aanschaffing van quebracho-extract zorgde eene in Argentinië geplaatste aan koopscommissie; overigens werd eikenschors en een extract v;an den kastanjeboom als looistof gebezigd. Door deze organisatie heeft de Intce aan alle legerbenoodigd- heden, ook aan die voor andere diensten, kunnen voldoen, zoodat nagenoeg geen beroep behoefde te worden gedaan op het buitenland, enkel voor eene kleine hoeveelheid uit Argentinië aangevoerde huiden. De door de commissie van het looicentrum aangenomen huiden werden verzonden naar de verschillende diensten dan wel naar de schoenenfabrikanten, die na aanmaak de schoenen verzonden naar het administratieve magazijn van het gebied van het legerkorps, dat weder op zijn beurt de entrepots en de depots voorzag. Uit gebrek aan specialisten en materieel had men voor het snijden van het leer (in tegenstelling met die voor het laken) geen andere ateliers dan te Parijs. De productie van de schoenenfabrikanten is voldoende geweest voor de legerbehoeften, maar zij moesten met alles wat voor de vervaardiging van het schoeisel noodig was te hulp worden ge komen, t. w. naalden, eisen, garen (uit Engeland geïmporteerd), spijkers enz. De Intce was behalve met het legerschoeisel belast met den aanmaak van het z. g. nationale schoeisel, waarvoor het niet voor legerdoeleinden geschikte leder werd bestemd. Opgave omtrent de productie en het verbruik van schoeisel: berekend verbruik werkelijk verbruik confectie 1 Januari 1915 1.200.000 980.000 1.100.000 1 Juli 1915 1.200.000 1.250.000 1.500.000 1 Januari 1916 1.140.000 1.240.000 780.000 1 Juli 1916 1.140.000 750.000 1.140,000 1 Januari 1917 1.200.000 1.080.000 1.150.000 1 Juli 1917 780.000 800.000 800.000 1 Januari 1918 780.000 710.000 710.000 1 Juli 1918 900.000 700.000 720.000 1 Januari 1919 900.000 800.000 640.000 720

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 12