De industrie van het linnen was nagenoeg geheel in het N. ge concentreerd, zoowel wat betreft de vlascultuur, als de spinnerijen en weverijen, en daar niet kon worden beschikt over den vlasvoor- raad uit Rusland, moesten de van linnen vervaardigde goederen door katoenen worden vervangen. Maar aangezien een deel der katoenspinnerijen in N.-Frankrijk lag, was ook deze industrie door den inval der Duitschers gedeeltelijk ontredderd. Requisite, op gelijke wijze als voor de wol geregeld, was niet noodig, aan- oezien de Eng. markt zeer goed was voorzien en het benoodigde tegen lage prijzen kon worden verkregen. Bovendien kwam het, gelet op het v z. m. beschikbaar houden der scheepsruimte voor andere doeleinden, voordeeliger uit 1 Kg. katoenweefsel uit Engeland te importeeren, dan 1200 gr. ruwe katoen uit Amerika en 4 a 5 Kg kolen uit Engeland om de grondstof in Frankrijk te spinnen en te weven. Men heeft daarom het gedurende de jaren 1915, 1916 en 1917 benoodige voor zoover voorradig in Frankrijk en voorts in Engeland aangekocht. Eind 1917 veranderde echter de toestand. Door het groote gebiek aan scheepsruimte ondervond de invoer van ruwe katoen hoe langer hoe meer moeilijkheden. De prijzen stegen tot eene onge kende hoogte en het Ministerie van Handel, ongerust over dezen toestand, trachtte daaraan tegemoet te komen door de oprichting van een consortium van katoenfabrikanten, dat den aankoop van de ruwe katoen in het buitenland monopoliseerde. De Intce wendde zich tot dit consortium en verzocht daaraan haar de grondstof ten behoeve van de spinners te leveren. Die organisatie verkeerde eigenlijk nog in een stadium van ontwikkeling, toen de wapenstil stand tot stand kwam. De aanmaak van waterdichte artikelen is van bijzonder belang »eweest. In den beginne was het alleen noodig te zorgen voor de ondoordringbaarheid tegen den regen en de vocht, maai latei diende ook te worden gezorgd het weefsel ondoordringbaar te maken voor gassen, voor welk doel het een dubbel bad ontving. Voorts had de Intce de zorg voor de verstrekking van jute aan alle Staatsdiensten, welke vezelstof diende voor de vervaardiging van allerlei zakken, camouflagedekken, touwen enz. In Augustus 1917 moest het materieel geleverd worden voor ae rustkantonnementen, t. w. 1.500.000 bedden, 125.000 tafels en 215.000 banken. Vervolgens moest worden gezorgd voor den aan maak van helmen. Het ging er om een hoofddeksel te vervaaidigen, dat de grootste beschutting gaf en- toch zeer licht was. Het ge bezigde metaal moest voldoende weerstand bieden en wanneer net door een projectiel was doorboord, als een stuk papier scheuren zonder scherven te verliezen, welke de gemaakte wond slechts zouden verergeren. Voorts was het gewenscht een metaal te be zigen, dat koud kon worden uitgehamerd, daar deze bewerking tien weerstand van het staal verhoogt, in tegenstelling met het warm 721

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 13