de hiervorenbedoelde wasscherijen, welke voornamelijk uit hygië nische overwegingen (o. a. den strijd tegen de wandluizen) ge leidelijk werden uitgebreid; de soldaten moesten van lijfgoed verwisselen, wanneer zij van het front naar het binnenland ver trokken. Maar al deze in de zóne der legers gelegen organisaties waren niet voldoende om in alle behoeften te voorzien. Vaak beschikte men over modern uitgeruste inrichtingen, doch de noodzakelijk vereischte handenarbeid ontbrak en deze was onontbeerlijk, aan gezien het lijfgoed niet alleen gewasschen, doch ook hersteld moest worden. Men is daarom in enkele gevallen overgegaan tot het doen wasschen der goederen in de kleedingentrepöts, waaraan het bezwaar verbonden was, dat voor ieder man een tweede stel ondergoed in gebruik moest worden genomen, hetgeen een extra verzending van de gares de ravitaillement naar de entrepots noodio- maakte, doch de voordeelen uit een oogpunt van hygiëne en goed onderhoud van het ondergoed bleken grooter te zijn dan de nadeelen. De kleine herstellingen aan de bovenkleedmg werden bij den troep zelf verricht, voor welk doel elke eenheid was voorzien van twee kisten, één met schoenmakers- en één met kleermakersge reedschap. De meer belangrijke herstellingen geschiedden, zooals hiervoren is uiteengezet, in de kleedingentrepöts. Centra van menage-artikelen en groenten. Behalve de volgens de betrekkelijke tarieven van landswege verstrekte artikelen, moesten de Commandanten der administra tieve eenheden in de overige voor de menage benoodigde artikelen door aankoop voorzien (bijv. versche groenten, ingrediënten om afwisseling in de voeding te brengen enz.), waarvoor per man en per dag eene indemniteit werd toegekend. In het begin voldeed dit stelsel, doch na korten tijd kon het benoodigde niet meer uit de landstreek worden bijeengebracht, terwijl ook de soldaat, die zich van zijne soldij de een of andere versnapering wilde aan schaffen, daarbij groote moeilijkheden ondervond. Wel doemden overal kooplieden op, die het leger volgden en van alles aan de soldaten trachtten te slijten, doch hun waar was niet altijd even goed en als regel overvroegen zij geducht. Eene voortdurende controle daarop was noodig, en zoowel uit een ocgpunt van hygiëne als om de soldaten tegen die afzetterijen te beveiligen, was maar één middel afdoende, nl. om de legerkooplieden te weren. Zulks kon alleen, wanneer men onder het bereik van den troep een magazijn oprichtte, waar zoowel de officier als de soldaat het benoodigde van goede hoedanigheid en tegen billijken prijs kon krijgen. Bij enkele onderdeelen (regimenten, divisiën enz.) had men wel is waar een stelsel van coöperatieve aankoopen georganiseerd, doch deze troependeelen deden elkander allengs 727

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 19