concurrentie aan, waardoor de marktprijzen stegen. Om deze moeilijkheden te ondervangen, besloot het „Sous-Secrétariat du Ravitaillement et de l'Intendance", op verzoek van den legerbevel hebber, over te gaan tot de oprichting van centra voor de approviandeering van menage-artikelen, welke belast waren alle door de menages en cantines gevraagde artikelen ter beschikking te stellen van het leger. De algemeene inspectie werd belast met de oiganisatie dier centra, met de leiding, de keuring en het concentreeren der aankoopen. Op 1 October ging men over tot de oprichting van 2 centra voor de voorziening in versche groenten, nl. te Parijs en te Lyon (voor de approviandeering zeer gunstig gelegen, aangezien men ue beschikking had over de overvloedige hulpbronnen rondom de hoofdstad en de Rhöne-vallei), van waaruit het benoodigde (soms 200 wagons p.d.) naar de gares régulatrices werd geëxpedieerd. Om het transport te vergemakkelijken, voegde men in October 1916 de centra van aanschaffing voor de overige menage-artikelen en coöperatieven bij die belast met de voorziening in versche groenten en plaatste ze onder dezelfde leiding. Later werd nog een 3e centrum opgericht te Chatres. De bij elke groote eenheid bestaande coöperatieven werden van uit de gares régulatrices van het noodige voorzien. Zulk eene coöperatieve was een orgaan met een administratief en commer cieel kaïakter, hunne voorraden waren nl. privaat eigendom en behoorden dus niét aan den Staat. De aldaar verkrijgbare artikelen waren van den meest verschillenden aard (vleesch-conserven pates, groenten-, vruchten- en visch-conserven, chocolade be schuitjes, kaas, gecondenseerde melk, olie, azijn, mosterd, peper augurkjes, limonades, schrijfbehoeften, toiletartikelen, rookgerei enz. enz.). In beginsel moest de coöperatieve eener Divisie bevatten: een groot magazijn voor de Divisie, een magazijn waarin in het klein werd verkocht aan de geïsoleerde manschappen en een aantal malen. Vaak zijn daarvoor rondrijdende camions gebezigd, dooi den Fr. soldaat met het woord „bazar" bestempeld. Industrialisatie. Bij de mobilisatie beschikte men in de verschillende magazijnen over commiezen en werklieden van alle jaarklassen; flinke, stevige kerels, die heel wat konden verzetten. Eind 1915 werden zij be halve de oudste jaarklasse, bij het combattante leger ingedeeld en vervangen door reservisten en personeel van het hulpkader (cadre auxihaire), dat in physieke waarde verre ten achter stond bij het eerstbedoeld personeel. Medio 1916 werd de behoefte aan strijders hoe langer hoe grooter, zoodat de Intce genoodzaakt was iet grootst mogelijke aantal menschen ter beschikking te stellen 728

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 20