Wij vernamen uit deze bespreking voor het eerst iets uit de
„Grondregels voor het gevecht", die nog niet anders bekend zijn
gesteld dan aan de Reginients-Commandanten, hoewel er dit jaar
zoo bij de Infanterie als bij de Artillerie toch verscheidene Luitenant-
Kolonels in aanmerking kwamen voor beoordeeling voor den
hoogeren rang, voor wie uiteraard de kennis van de gedachten,
die neergelegd zijn in die Grondregels, van het grootste belang
zou zijn geweest.
Het is over het voorkomende in de drie laatste zinnen van bo-
vengedane aanhaling, dat ik gaarne enkele opmerkingen wilde
maken.
De bedoeling is dus, dat voortaan door de oorspronkelijke voor
hoede met steun van hetzij reeds daarbij ingedeelde, dan wel pas
bij den aanvang der nieuwe taak in te deelen artillerie, een op
stelling wordt ingenomen, waarachter de rest van de divisie uit
de marschcolonne zich veilig kan ontplooien tot een formatie,
waaruit v. z. n. dadelijk de gevechtsvorm is aan te nemen.
Dit beginsel vinden we ook in onze Voorloopige Gevechtshand-
leiding Uitgave 1922 uitgedrukt in het laatste lid op blz. 7, luidend:
„Bij een ontmoetingsgevecht moeten de genomen veilig
heidsmaatregelen een ontwikkeling buiten 's vijands werk-
„zaam vuurbereik althans voor de hoofdmacht waarborgen"
In punt 152 lezen we verder:
„Het ontwikkelen van de hoofdmacht vordert echter tijd.
„Zoodra dus uit ingekomen berichten kan worden afgeleid,
„dat in de marschrichting eene ontmoeting met den vijand is
„te verwachten, zal de A. B. den voorhoede-commandant
„nadere bevelen verstrekken.
„Deze bevelen zullen in den regel inhouden het bezetten
,,van bepaalde punten, waarvan het bezit van overwegenden
„invloed kan zijn op het verder verloop van het gevecht, een
„en ander om de hoofdmacht tijd en ruimte voor 'hare
„ontwikkeling te verschaffen".
en in punt 154:
„In den strijd van de voorhoede zullen de bestaande onze
kerheid en voortdurend wisselende omstandigheden eene
„indeeling van de voorhoede-artillerie, zooals voor den aanval
„of de verdediging aangegeven, slechts zelden toelaten".
Woidt dus hier in punt 154 nog gesproken van een „strijd
van de voorhoede", blijkens de aangehaalde bespreking in het
M. T., zal voortaan van de voorhoede als zoodanig, op het
zijn"16"* dat de ontr,'ooiïn§ der divisie begint, geen sprake meer
Ik zou zelfs nog verder willen gaan en willen zeggen, dat op dat
moment ook van strijd geen sprake meer mag zijn.
Zou n. 1. de oorspronkelijke voorhoede reeds moeten vechten
om de beschermende opstelling te kunnen bereiken, dan wordt-
734