In het begin van den oorlog waren de te le Havre aanwezige voorraden koffie (gedeeltelijk afkomstig van de valorisatie) zeer belangrijk, nl. 3 millioen zakken van 60 KG. Deze voorraden, toe- behoorende aan den Braziiiaanschen Staat en geregeld door import aangevuld, bleven tot begin 1918 vrijwel stationnair. Van af dat oogenblik werd de invoer verboden, omdat de scheepsruimte voor meer urgente behoeften diende te worden gereserveerd. Frankrijk ging toen eene overeenkomst aan met de Braziliaansche Regeering tot aankoop van koffie in het land zelf, welke aldaar bleef opgelegd tot er schepen waren om ze over te voeren. Voor dat doel werd hoofdzakelijk gebruik gemaakt van de in de Braziliaansche havens opgelegde Duitsche schepen. De aanmaak van gedroogde groenten had slechts in één fabriek plaats en wel te Meaux, waarmede eene leveringsovereenkomst werd aangegaan, terwijl voorts in het te kort is voorzien door aanvoer uit Canada. Het zout werd verkregen uit de zoutpannen in de Middelland- sche Zee, Lotharingen, enz. Toen de oogst in de jaren 1916 en 1917 onvoldoende was, ging men er toe over groote hoeveelheden te betrekken uit Tunis, Algiers en Portugal. De brandewijn en de overige alcoholische dranken waren gerequisitionneerd voor den munitie-aanmaak. De troepen te velde ontvingen Antillen rhum. De fabrikatie van vleeschconserven heeft tijdens den oorlog eene ontzaggelijke uitbreiding ondergaan, maar de capaciteit van de Fr. fabrieken was niet voldoende om in de behoefte te voor zien, zoodat een beroep moest worden gedaan op invoer uit Madagascar en Argentinië, waar op het slachten, het conserveeren enz. door Fr. Intce-officieren een streng toezicht werd uitgeoefend. De aanmaak van confituren geschiedde in een in beslag genomen Duitsche fabriek te Lyon. De bij het slachten verkregen afval werd zoo voordeelig mogelijk aangewend in een te Ablis Paray (Seine et Oise) opgericht groot centrum, waarheen alle vetten, hoeven, horens enz., welke niet in de slachtcentra konden worden gebezigd, werden geëxpedieerd met de terugkeerende trains de ravitaillement. Om het verbruik van paardenvleesch aan te moedigen, kende men premiën toe. Behalve het oorlogsbrood benoodigd voor het leger, moesten nog groote hoeveelheden worden vervaardigd voor de Fr. krijgs gevangenen in Duitschland. Voederartikelen. Gedurende de 2 eerste oorlogsjaren heeft de havervoorziening, gedeeltelijk door gebruik te maken van de eigen hulpbronnen en gedeeltelijk steunende op den invoer, zonder noemenswaardige 710

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 2