Het aantal Franschen bij het Legioen is dan ook sinds den oorlog sterk geslonken. De commandant van het 1ste bataljon van het 4de regiment, de majoor Lambert, gaf betreffende de samenstelling van zijn korps, op een sterkte van 850 man, de volgende per centages: Franschen (bijna uitsluitend kader) 7 Duitschers 46 Hongaren en Tsechen 11 Russen (gestranden van het leger-Korniloff) 12 Denen 8 Oostenrijkers 5 Bulgaren 3 Polen 2 Belgen 1 Luxemburgers 1 Italianen 1 Turken en Grieken 1 Spanjaarden 1 Overige nationaliteiten 1 Onder de laatste groep figureerden 1 Brit, 1 Amerikaan en 2 Nederlanders. |-i Een eerste verband wordt steeds aangegaan voor 5 jaar, her verbintenissen van 1 tot 5 jaar (J)- Een uitzondering hierop vormt het decreet van 2531921. Daarbij wordt voor Franschen, die hun dienstplicht vervuld, in het actieve leger of bij de reserve den rang van officier of onder officier hebben bekleed, dan wel minstens 5 jaar bij het Legioen ge diend en er den rang van onderofficier of korporaal bereikt hebben, alsmede aan vreemdelingen, gewezen officieren of onderofficieren van vreemde legers, de gelegenheid geopend een speciaal verband aan te gaan van een jaar au titre étranger in den rang van sergeant. Alvorens naar het Legioen te worden gezonden, doorloopen deze gewezen officieren en onderofficieren een cursus in Frankrijk. Vol doen zij na afloop daarvan aan een examen, dan sluiten zij een aanvullende verbintenis van 4 jaar en worden als sergeant bij het Legioen ingedeeld. Zij, die niet voldoen, kunnen weder in de bur germaatschappij terugtreden of als korporaal of soldaat een aan vullend verband van 4 jaar aangaan. De africhting der recruten geschiedt niet meer, als vóór en tijdens den oorlog, in depots, doch bij compagnies d'instruction, die op gericht kunnen worden bij een, dan wel bij alle drie in Algiers gelegerde bataljons van het 1ste regiment. In 1920 had de oplei ding in zijn geheel plaats te Bel-Abbès, terwijl Saïda bestemd was Decreet van 14-9-1864. 739

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 31