te zijn, omdat geen rekening was gehouden met de bestaande handelsorganisatie op het gebied van de petroleum en de benzine. Deze handel was nl. gecentraliseerd en in handen van enkele groote maatschappijen. De benzine uit Amerika, aangevoerd in tank schepen, werd door pijpleidingen overgepompt in groote reser voirs in de havens Duinkerken, Calais, le Havre, Rouaan, Bordeaux, Marseille enz. en vervolgens in tankwagens en riviertankschepen vervoerd naar de entrepots, welke als centra dienden voor de ver deeling over het land. Zulk een entrepot bezat groote reservoiis, apparaten voor de zuivering van het product en inrichtingen voor het vullen der kannen voor de detaillevering. De entrepots nu vormden de basis voor het ravitailleerings- systeem. Men had nl. overeenkomsten aangegaan met de raffina- deurs, die op zich namen om de voor het leger benoodigde hoe veelheden, met inbegrip van de kannen, te leveren en daaraan den voorrang te geven boven alle andere aanvragen. Zij verplichtten zich voorts een minimum stock bepaald door de vraag op de markt in het entrepot in voorraad te houden; zoodra dit mini mum was bereikt, moesten alle leveringen aan particulieren op houden. Om de uitvoering over het geheel te kunnen verzekeren, werden benzine-centra, elk een zeker aantal entrepots omvattend, opgericht, met een Intce-officier, en het noodige personeel ter regeling van de ontvangsten en de verzendingen, aan het hoofd van elk centrum. Het verbruik van benzine voor de particulieren moest gedurende enkele perioden van den oorlog door middel van benzine-kaarten worden gerantsoeneerd. De particuliere automobieltractie had zich nl. in het begin van den oorlog sterk uitgebreid, als gevolg van de crisis bij het vervoer per spoor. Aan de raffinadeurs moest worden verzocht het raffineeren ver der voort te zetten ter verkrijging van de noodige vliegtuigbenzine en ook omdat de buskruitdienst behoefte had aan naphta en andere vluchtige oliën, waaraan voornamelijk de Borneo-benzine rijk was. Het vraagstuk der kannen voor de detaillevering leverde groote moeilijkheden op. Bij het uitbreken der vijandelijkheden beschikte men slechts over. een aantal kannen met een totaal inhoud van 300.000 HL., hetgeen aan het einde van den krijg het totaal ver bruik voor 10 dagen vertegenwoordigde. Het gebrek aan blik en de middelen voor den aanmaak der kannen beletten echter het aantal tijdens den oorlog te vergrooten. De uiterste zorg moest derhalve aan die verpakkingsmiddelen worden besteed, terwijl voorts een vlug transport en eene spoedige wederterugzending geboden was. Aangezien men bijna geheel op den invoer was aangewezen, heeft de duikbootenoorlog ook in deze voorziening vaak zeer ernstige verstoringen teweeggebracht, zelfs in die mate, dat de toestand eind 1917 zeer kritiek was en Clémencau daarom in 713

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 5