technische moeilijkheden op, zoodat zij zich niet al te best leende
voor eene intensieve productie. Voorts eischte de aanmaak het
gebruik van belangrijke hoeveelheden blauwe en roode kleurstof
en men vreesde op een gegeven oogenblik over de daarvoor be-
noodigde kleurstoffen niet meer te kunnen beschikken.
Daarom werd inderhaast overgegaan tot eene nieuwe lakensoort,
waaraan de volgende eischen werden gesteld: weinige zichtbaar
heid in het terrein, gemakkelijke aanmaak, gebruik van wein'ig
verfstoffen. De keuze viel op het z. g. bleu horizon. Men wendde
zich voor den aanmaak tot alle fabrikanten en stond hen met alle
middelen bij om hunne fabrikatie naar die lakensoort in te richten,
terwijl hun het noodige deskundig personeel werd gelaten. De
eerste dagen van September 1914 was men er reeds in geslaagd
den aanmaak op 24.000 Mr per dag te brengen en men rekende
dezen binnen kort tot 50.000 Mr te kunnen opvoeren, toen de
bezetting van de Noordelijke departementen door de Duitschers
die berekening geheel deed falen. De aanmaak moest nu uitsluitend
plaats vinden in de overige fabrieken, waar de productie zoodanig
werd opgevoerd, dat zij in 1914 het quantum van 80.000 Mr pei
dag bereikte. Bovendien zijh 9 millioen Mr laken in Engeland
besteld.
Ook de confectie werd nader geregeld na het vaststellen van
nieuwe modellen, nl. een kapotjas met één rij knoopen en een
tuniek met zakken. Wat dit laatste uniformstuk betreft, ging men
over tot het vaststellen van een model voor alle wapens en diensten,
hetgeen de zaak belangrijk vereenvoudigde.
Voorts werd de confectie door allerlei maatregelen bespoedigd,
o. m. door het doen vervaardigen van vele kleedingstukken als
huisarbeid door de vrouwen der gemobiliseerden; in Februari 1915
kon men zeggen, dat de moeilijkheden op het gebied der boven-
kleeding grootendeels waren overwonnen.
Voor het schoeisel deden zich dezelfde moeilijkheden voor;
3.200.000 paren werden in het buitenland besteld, terwijl alles wat
in Frankrijk als marschschoen bruikbaar was, werd aangekocht
of gevorderd. Doch die maatregelen waren onvoldoende. Men
moest al het leder bijeenbrengen en eene intensieve fabrikatie
organiseeren. Reeds in vredestijd waren de looierijen verkend. Men
wist, dat de looiers in geval van oorlog eene belangrijke prijsstij
ging verwachtten, welke, indien de vijandelijkheden eenige maan
den aanhielden, op 30 werd geschat en men kon, in verband
daarmede, er vrijwel op rekenen, dat zij hun leer zouden aanhou
den. Dwang te gebruiken was onpractisch, omdat de looierijen
voldoende gelegenheid boden hoeveelheden leder te verbergen.
Daarom ging de Intce in Augustus 1914 er toe over de looiers, na
een beroep te hebben gedaan op hunne vaderlandsliefde, uit te
noodigen de voorraden huiden ten verkoop aan te bieden en deze
maatregel heeft succes opgeleverd, want er was al dadelijk eene
715