voldoende hoeveelheid leder aanwezig om een groot aantal
schoenenfabrieken in werking te stellen.
Voor de linnen goederen en equipementstukken zijn dezelfde
procédés-aankoop of requisitie toegepast.
Het benoodigde linnen voor de eenmanstenten (3.000.000 Mr)
kwam uit Engeland en werd voorts in Frankrijk waterdicht ge
maakt en geconfectionneerd.
Voor wat de warme kleeding betreft, waren geen andere voor
zieningen getroffen dan voor de 4 vestingen in het Oosten; het
vergde dus eene buitengewone krachtsinspanning het geheele leger
daarvan te voorzien. De manufacturenhandel miste speciale naalden
voor zijne machines, de benoodigde wollen garens enz., en al deze
details eischten speciale regelingen. Ten slotte verkreeg men
echter gunstige resultaten en indien de soldaten den eersten winter
niet hebben ontvangen, hetgeen hun toekwam, ligt de schuld
daarvan aan de bij de distributie ondervonden moeilijkheden.
De verzending van de kleedingstukken naar de legers is een
zeer netelig vraagstuk geweest, als gevolg van de toezending van
nummers, welke bij ontvangst niet passend bleken, en daar de
st. m., de magazijnen en de korpsdepöts daaraan niet in voldoende
mate konden tegemoet komen, is men in December 1914 over
gegaan tot de oprichting van de z. g. „entrepots d'effets" waarin
specialisten uit de groote Parijsche magazijnen, zooals le Bon
Marché, la Belle Jardinière e. d., werden tewerkgesteld.
In de eerste maanden van 1915 was men de moeilijkheden van
de eerste periode te boven en kon met de eigenlijke organisatie
een aanvang worden gemaakt, welke er op neer kwam de import
v. z. m. tot het uiterste te beperken en de exploitatie der nationale
hulpbronnen op eene meer methodische wijze voort te zetten en
voorts te centraliseeren. De decentralisatie had wel is waar eene
vlugge werkwijze bevorderd, doch daaraan waren inconvenienten
verbonden, o. a. het oploopen van de prijzen, de vaak onlogische
verplaatsing van koopwaar enz. en die bezwaren konden slechts
door een centralisatiesysteem worden ondervangen. Voor dat doel
werd daarom in 1915 eene Generale Kleedinginspectie ingesteld.
In evengenoemd jaar ging men over tot de algemeene requisitie
van den geheelen in Frankrijk aanwezigen wolvoorraad, maar deze
vordering werd toegepast met inachtneming van de handelsusan
ces. Reeds sedert een reeks van jaren maakten de industrieelen
gebruik van opkoopers, die in relatie traden met de eigenaren van
kudden. Deze opkoopers nu ontvingen de opdracht de wol voor
den Staat te verzamelen in de gebieden, waar zij gewoonlijk
werkzaam waren. Zij vorderden de vachten, boden een prijs naar
de kwaliteit binnen een door den Minister vastgestelde limiet en
werd deze geaccepteerd, dan werd de requisitie dadelijk in aankoop
gewijzigd. Maar werd de prijs niet aangenomen, dan vond de
vordering in den gewonen vorm toepassing. De wol ging vervol-
716