ken. Van een krachtsverdeeling, welke hier de troepen aan een verdediging bond, om elders met meer kracht te kunnen aangrijpen, bleek weinig. Daardoor waren de Roemenen ook ner gens zoo sterk dat zij op eenig punt een beslissende overwinning konden behalen. De vooruitgeschoven 2e Bergbrig. werd op 19 October van 3 zijden aangevallen. Tegelijkertijd echter werden groote afdeelin- gen gebruikt voor een aanval op het Alpenkorps en op de 10 Bergbrig. Minder troepen tegenover deze korpsen en meer tegen over de 2e Bergbrig. had voor deze tot een debacle kunnen lei den met niet voor de Roode-Toren-groep der Centralen te over- ziene gevolgen. Thans evenwel overal een gelijkmatige krachts verdeeling. Of de stellingen op den Duitsehen Vadului en den Pleasa wer den ontruimd onder den invloed van het binnendringen van een Duitsch bataljon in die op eerstgenoemden berg, dan wel onder invloed van den druk van de 2e Brig, op 18, 19 en 20 October, zegt von Falkenhayn, was niet uit te maken. Het laatste lijkt echter minder waarschijnlijk, waar de Roemenen bij den te rugtocht der 2e Bergbrig. krachtig opdrongen. En dan schijnt het, dat ook hier weer de stellingen te vroeg werden opgegeven. 21 October gaf von Falkenhayn zijn opvatting van den toe stand als volgt weer aan de opperste oorlogsleiding: „Der durch den Wettersturz am 17.10 in erster Linie bestimmte „verlauf der Kampfe urn die Paszstraszen legt die Frage nahe, „ob es sich lohnt, diese Versuche angesichts der vorschreiten- „den Jahreszeit, die eine Wiederholung .ahnlicher plötzlieher „Umschlage wahrscheinlich macht, fort zu setzen. „Die Mehrzahl der Truppen der Armee verfügt bisher weder „über Gebirgsausriistung für den einzelnen Mann, noch „über Gebirgsartillerie und Gebirgstrains in ausreichendem „Masze. Ohne sie ist aber hier auf Höhen über 1000 m., wenn „sie einmal verschneit und vereist sind, der Angriffskrieg gegen „einen zahlenmaszig überlegenen, in vorbereiteten Stellungen „befindlichen Feind, der planmaszig ausgebaute Verbindungen „hat, wahrend sie auf unserer Seite ganz fehlen, mit Aussicht auf „Erfolg nicht zu fiihren. „Trotzdem halte ich die Verneinung der aufgeworfenen Frage „für durchaus verfrüht. „Einmal scheint mir die allgemeine Lage zu fordern, dasz „der kraftige Druck im Raume der Armee nicht abnimmt. „Anderseits ist nach übereinstimmendem Urteil der Landes- „kenner der dauernde Winter doch noch nicht so nahe, dasz „nicht noch gute Hoffnung bestande, vor seinem Einsetzen „durchdringen zu können. „Endlich ist, wenn auch in den letzten Tagen nur langsame 792

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 14