beveling verdienen de aankomende eenheden achtereenvolgens zoo snel mogelijk een aanvalsdoel te geven en in den strijd te werpen, om het behaalde voordeel vast te houden of uit te buiten. In het algemeen verdient een dergelijke overhaasting evenwel afkeuring. Het Engelsche inf. voorschrift (II blz 67) wijst Ihier met bïjzon- deren nadruk op en het bekende gevecht bij Ethe (22—8—1914) levert hiervan een der vele waarschuwende voorbeelden. Het aanvalsbevel wordt door den bat.-ct z. m. als één gehee gegeven; slechts in geval c zal dit niet doenlijk zijn en het bevel versnipperd moeten worden, („F. u. G." p. 43 en 44). Het bevat 1°. Berichten over den vijand, de eigen troepen (w. o. de aitil- lerie en neveneenheden) en het terrein. 2°. Aanvalsdoel. 3°. Verkenning (indien het desbetreffende punt uit het ontplooi- ïngsbevel nog aanvulling behoeft). 4°. Opdrachten aan de compagnieën, welke daarbij gewoonlijk een aanvalsdoel en aanvalsstrook krijgen. Soms wordt mstede van een strook slechts een lijn als aanvalsrichting voor het midden ot een vleugel gegeven; beide moeten tot diep in de vijandelijke op stelling reiken. Richtingscompagnie voor de nadering. 5°. Bevelen voor de zware wapens (vuurdekking). 6U. Afspraken over de samenwerking naar tijd en ruimte met de artillerie en neveneenheden. 7°. Samenstelling en plaats der reserve. 8°. Vuurdekking tegen vliegtuigen. 9°. Plaats van den staf. 10°. Inrichting van een waarnemingspost en van den verbin dingsdienst (bevel aan de bataljons-verbindingssectie) 2). Voor de breedte van de aanvalsstrook geeft het voorschrift bij uitzondering wél een gedachtebepaling (I p. 94) n. 1.: 400 800 M. De geveehtsstrooken der compagnieën zijn voor den bat.-ct het middel, om tegenover het zwaartepunt de grootste diepteop stelling te krijgen, door daar de strooken smal te nemen („F. u. G." p. 285). Smalle aanvalsstrooken geven dus verdieping en niet zooals vroeger verdichting. Een voorbeeld van het bevel aan de zwai e wapens (zie boven onder 5°) is het volgende (p. 13): a. Twee Z. M. secties onder den c.-ct en een sectie L. W. steunen de 3e comp. bij de vermeestering van het steunpunt in het voor ons liggend boschperceel. Opstelling van de Z. M. secties in de streek Z. der schuren, van de L. W. sectie bij hoogtepunt 261. De Z. M. secties bestrijden de doelen voor en opzij van het boschperceel, de L. W. sectie die in en achter het boschpeiceel. b. Eén Z. M. sectie treedt onder de bevelen van ct le comp. Zie M. T." 1924 blz. 93 en het sedert verschenen werk: „La auerre en action Ethe" door A. Grasset. 798 (P- 11): n +-i 2). Zie dit bevel ,,L M. T." 1924 blz. 166.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 20