het gebied, waarin de inf. bezetting dier strook is opgesteld en de achterzijde van de terreinstrook, waarin het stormvuur moet worden afgegeven, zoolang de vijand nog niet in de hoofdweer- standsstrook is ingebroken. Deze lijn is dus denkbeeldig en bestaat niet uit menschen, zooals de vroegere tirailleurlinie, even min is zij recht. Daar zij evenwel, vooral bij hen, die in het voor-oorlogsche tactische tijdperk zijn opgegroeid, ongetwijfeld de voorstelling van deze beide zaken oproept, verdient de in voering dezer naam geen aanbeveling. Beter ware de langere naam voortand der hoofdweerstandsstrookWat betreft hare tactische waaide, zijn drie standpunten te onderscheiden 1°. Het standpunt van 1914, waarbij nagenoeg de geheele weerstand in deze lijn, toen genoemd tirailleurlinie, was samen getrokken. Noodgedwongen (gemis aan automatische wapenen) wordt dit nog in Qns G. V.I, gehuldigd, hoewel het vijandelijke art. vuur hier de practische doorvoering wel even verliesrijk zou maken als elders. 2°. Het standpunt, waartoe men, na vele tusschenvormen, in de laatste twee jaren van den Wereldoorlog kwam en dat thans o. a. nog in het Fransche infanteriereglement (II p. 370) ten volle wordt gehuldigd, waarbij men niet meer in lijnen, doch in vlakken (dieptezones) vecht en waarbij dus aan het behoud of verlies van den voorsten rand hiervan geen bijzon der gewicht wordt gehecht. 3°. Het tusschenstandpunt, ingenomen door het Duitsche ge vechtsvoorschrift {„F. u. Gvan 1921 (p. 357), waarbij men de dieptezone behouden heeft, doch aan het behoud van den voorsten rand daarvan weder bijzondere waarde toekent en voorschrijft, dat deze bij het einde van den strijd in eigen handen moet zijn gebleven of z. n. door tegenstooten weder heroverd. Felle critiek hierop is geleverd door Pfeiffer, welke hiervan o. m. zegt: „So ist auch dieser Gedankengang der „F. u. G." ein Rückfall in empörtes Drilimeistertum vergangener Tage, das aus Misztrauen gegen die Truppe und Zweifel an ihrem seelischen Wert die scheinbar wankende Truppe mit dem Korporalstock wieder nach vorn auf das Allignement treibt" („Gesichtspunkte"3e druk, blz. 133). Het later verschenen Duitsche inf. voorschrift handhaaft dit standpunt nog wel in hoofdzaak, doch helt, juist op het door Pfeiffer zoo veroordeelde punt, toch weder aanmerkelijk naar de opvatting der laatste oorlogsjaren over. Het kent aan den voorsten rand der diepte- zöne hoogere waarde toe, dan aan andere denkbeeldige lijnen, door te eischen, dat het vuur uit de geheele stelling zooveel mogelijk ook als afsluitingsvuur vóór deze lijn gebracht moet kunnen worden, doch eischt nergens, dat deze lijn in elk geval in eigen handen moet blijven. Deze laatste zienswijze schijnt ons 801 Ontleend aan„MilSpectator" 1924 blz. 547.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 23