vS"fd"„gv„'ee„sïe kr,WOr<" d00r d'
Wij merken nog op, dat de hoek tusschen twee willekeurige
richtingen kan worden gevonden uit de berekende azimuths dier
richtingen.
Voorts, dat bij onderstelde juistheid der coördinaten het voor
deel van berekening boven metingen van de kaart met dubbelen
decimeter en hoekmeter (celluloidplaat) hierin is gelegen dat
men zich vrijmaakt van krimp en rek van het papier en va'n de
onnauwkeurige aansluiting van aan elkander gevoegde bladen.
IV. Bij de toepassing van de onder III behandelde methoden
stuit men wanneer het een groot gebied betreft, op bezwaren
De aarde toch is geen plat vlak, en het aardoppervlak laat zich
met volkomen getrouw op een plat vlak weergeven. Kaarten zijn
projecties van het aardoppervlak. Al naar het doel, dat men
met de kaart nastreeft, wordt uit het groote aantal projecties,
dat zich laat denken een keuze gedaan. Men kan zich b v om
raakHrVel^n 0mhu|linf cyIindfr voorstellen met den aequator als
raakcirkel. Deze cylinder wordt door de meridiaanvlakken besne
den volgens beschrijvende lijnen. Snijdt men den cylinder door
over een beschrijvende lijn en vouwt men hem uit op een plat
„HP3" m0u 3an den aeclliator parallellen trekken op
afstanden van een booggraadlengte, terwijl de meridianen lood
recht daarop, dus ook evenwijdig aan elkander komen op afstan
den, gelijk aan een booggraadlengte van den aequator. Op zulk
(bijna een vierklmtr 6 *S
Meridianen en parallellen zijn in deze projectie rechte lijnen
loodrecht op elkander, alle noordlijnen loopen evenwijdig en'
men zou het onder III gestelde desideratum hebben bereikt wan
neer gelijk gemakkelijk is in te zien, als men zich een stuk terrein
bij het poolgebied daarop afgebeeld denkt, en dit vergelijkt met
SVeedt de"TT'- gratlen "''gedrukt, even lang
en breed is de schaal niet op alle breedten verschillend was
en de hoeken tusschen twee richtingen op aarde er in het alo-e-
smallp"16/ V6^ eerd op werden weergegeven. Alleen voor een zeer
strook aan den aequator zou deze projectie zijn toe te
passen voor topografische kaarten. Voor ander! gebiX zh
ten eenenmale onbruikbaar. s<=uieuen is zij
Voor een landstreek op grootere breedten gelegen is een ke^el
projeche te verkiezen. Men denke zich een onrhulhngsXel gde"
aarde rakende volgens de middenparallel van het in kaart te
gesneden kegeloppervlak krijgt in ontwikkelden toestand den
vorm van een eirkekeetor. De meridianen zijn danconvereeerendè
Jjnen, de parallellen zijn concentrische cirkels, die menlt.v. op