in de polyederprojectie. 1) Ieder „facet" vormt een z. g. „graad- afdeelingsblad" van 20' zijde. Uit een oogpunt van projectie vormt ieder dier bladen een afgerond geheel. Voor de facetten, dus voor de graadafdeelingsbladen, geldt, evenals voor de boltrapezia, doch in eenigszins andere verhou dingen, dat le. zij alle (behoudens minimale verschillen) gelijke hoogte hebben; 2e. de evenwijdige zijden korter worden naar de polen; 3e. de opstaande zijden bij den evenaar in uiterst geringe mate convergeeren, zoodat daar de trapezia als rechthoeken kunnen worden beschouwd, en dat de convergentie toeneemt naar de polen toe. De consequenties van een en ander zijn de volgende. Neemt men alle graadafdeelingsbladen welke begrensd worden door dezelfde twee parallellen, dan kan men ze naast elkander leggen telkens met een opstaande zijde zuiver tegen elkaar aan. Men krijgt evenwel aldus geen rechte strook van kaartbladen, doch de boven- en benedenzijden vormen een gebroken lijn, waarom een cirkel kan worden beschreven. Aangezien de convergentie der opstaande zijden toeneemt naar de polen, zal deze cirkel een kleineren straal krijgen met het grooter worden van de geografi sche breedte. Bij den evenaar zal de cirkel een rechte lijn nabij komen. Twee zulke strooken van kaartbladen kunnen op een plat vlak slechts één punt gemeen hebben. De bladen van een gebied, dat zich in N. Z. richting over eenige honderden K. M. uitstrekt, kunnen theoretisch dus niet nauwkeurig aaneensluitend worden uitge spreid. Zie figuur 2a, waarin de toestand is voorgesteld. Twee strooken van onder elkaar geplaatste graadafdeelings bladen kunnen slechts met één graadafdeeling volkomen tegen elkander worden gelegd; overigens vertoont zich tusschen deze strooken ook een gaping. Zie fig. 2b. Hoewel de uiterste gapingen van fig. 2a en fig 2b voor een uitgestrektheid als die van Java slechts hoogstens eenige tientallen meters bedragen en bij kaarten op schaal van 1:100000 beneden de m. M. blijven, is toch een ruitsysteem als bij de projectie Lambert toegepast, daardoor zonder meer niet mogelijk. VI. Uit het voorgaande zal het duidelijk zijn geworden: a. dat ieder graadafdeelingsblad op zich zelf, daar het een klein Vaklieden onder de lezers zullen begrijpen, dat hier (evenals op eenige andere plaatsen) de behandeling van het onderwerp niet volkomen wetenschappelijk is geschied, zulks in verband met het doel, waarmede het opstel werd geschreven. 817

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 39