oppervlak weergeeft, een zeer getrouw beeld geeft van de op het aardoppervlak gemeten hoeken en afstanden; b. dat de projectie dus „conform" en aequidistant" is te achten binnen die grenzen; c. dat het proje-ctieverband verloren gaat bij overgang van het eene graadafdeelingsblad op het andere en voor nauwkeurige metingen en berekeningen daarmede rekening moet worden gehouden; i VIJST d. dat echter, wanneer men zich bepaalt tot een gebied, dat hoogstens 40' (±75 K. M.) lang en breed is, die correcties voor ons doel zonder bezwaar achterwege kunnen blijven; e. dat de randen van ieder graadafdeelingsblad zuiver N.-Z. en O. W. wijzen; dat zij wel een vol aantal minuten, doch juist daarom geen vol aantal K. M. bevatten en alle niet even lang zijn. Het is van belang om, wat dit laatste punt betreft, eenige ge tallen te noemen voor de graadafdeelingen van Java. De centraalpunten der uiterste graadafdeelingen van dit eiland zijn gelegen op 5° 50j^ en 8° 50' Z. Br. De bovenbreedten dier afdeelingen zijn resp. 36922 en 36682 M, de onderbreedten resp. 36900 en 36649 M, terwijl de hoogten bedragen resp. 36858 en 36863 M. Stellen wij thans de vraag, hoe de ruitindeeling bij kaarten in de polyederprojectie heeft te geschieden, dan blijkt al spoedig, dat een zuiver K. M.-net uitgesloten is. Men is immers gebonden aan het beloop van de randen der graadafdeelingsbladen, en een zuiver vierkantennet met een punt in den Z. W. hoek van Java als oorsprong zou deze randen naar het O. onder steeds grooter hoeken gaan snijden. Het zou evenwel niet onmogelijk zijn, aan dit bezwaar tegemoet te komen, door in stede van een zuiver vienkantennet een nagenoeg zuiver vierkantennet te nemen. Men zou, uitgaande van de benedenranden der zuidelijkste graadafdeelingen, noordwaarts gaande strooken kunnen uitzetten van precies 1000 M. hoogte. Voorts zou men, uitgaande van den westrand van de weste lijkste graadafdeelingen, langs Java's middenparallel stukken van precies 1000 M. kunnen afzetten en door die punten meridianen trekken. Men verkrijgt op die wijze een ruitennet volgens het beloop van de kaartranden. De ruiten langs de middenparallel van het eiland zullen juist 1 K. M. hoog en breed zijn, nabij den noordrand van de noordelijkste graadafdeelingen zijn zij 1000 M. hoog en 1004 M. breed, nabij den zuidrand van de zuidelijkste graad- afdeeling 1000 M. hoog en 996 M. breed. Alleen voor zeer 818

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 40