828 Bij het samenstellen van deze rede, bestemd om te worden uitgesproken op den beruchten „debat -avond, waartoe Generaal Snijders was uitge- noodigd door het Bestuur van den Vrijzinnig-Democratischen Bond, en gedurende welken de gastheeren zich zoo buitengewoon wellevend en ridderlijk gedroegen tegenover den uitgedaagden tegenstander, heeft de Oud-Opperbevelhebber een ruim gebruik gemaakt van de hem in handschrift ter beschikking gestelde brochure van Kapitein Maas. Ook Generaal Snijders ziet zich verplicht, prof. van Embden te wijzen op een flagrante ver draaiing van woorden en valsche voorstelling van zijn (des Generaals) bedoelingen. Hij eindigt zijn betoog tegen de fantastische voorstelling welke de professor van den gas- en luchtoorlog gelieft te geven, met de woorden: „Moge de luidruchtige propaganda van Prof. van Embden ten minste dit ten goede hebben uitgewerkt, dat onze Regeering ga beseffen, dat het onverantwoordelijk zou zijn, zoolang zij een weermacht handhaaft en dus voornemens is, deze in den oorlog te gebruiken, haar niet af doende voor te bereiden op den actieven en passieven chemischen oorlog en haar niet deugdelijk daarvoor te bewapenen, uit te rusten en te oefenen". Maar, zegt de Generaal verder, voor den professor heeft zijn eigen betoog over den chemischen oorlog geen andere waarde dan voor zoover het een middel is tot schrikaanjaging, tot imponeeren van de groote massa. Want hij wil in ieder geval ontwapening. Daarmede dienen wij, naar zijn inzicht, „de hoogste belangen onzer natie, haar cultuurgoederen, haar financieele gezondheid, en last but not least haar veiligheid en volks bestaan". Generaal Snijders verwerpt het argument, dat ons leger tot niets in staat zou zijn. „De heer v. E. moge schijnen het te vergeten, maar ik vergeet het niet, hoe aan het leger, speelbal der politiek, vóór den oorlog het allemoodigste werd onthoudenveelal door toedoen van de anti-militaristische geestverwanten van Prof. v. E. Ja, toen men in 1914 in doodsangst zat, toen werden er „onbeperkte credieten" verleend. Maar toen was het te Iaat. Het is werkelijk een fraaie redeneering: eerst verzetten de H. H. politici zich tegen alles, wat voor den opbouw en de ontwikkeling der weermacht noodig is; dan komt de oorlog en blijkt het leger door schrielheid en verzuim onvoldoend georganiseerd, geoefend en uitgerust. En dan, als het gevaar over is, heet hetzóó slecht was het leger I Ziet ge, dat wij daaraan voor onze veiligheid en onzijdigheid niets hebben De Generaal betoogt dan, dat niet eenzijdige weerloosheid, maar juist weerbaarheid ons kans op veiligheid in moeiijke tijden verschaft. En dat Nederland, eerder nog dan België en Zwitserland, de lasten daarvoor kan dragen. Hij wijst op het groote verschil in strategische ligging tusschen Nederland en Denemarken, dat met zijn kleine socialistische meerderheid in de volksvertegenwoordiging, tot ontwapening schijnt te willen overgaan. Prof. v. Embden dringt aan op versterking der rechtsgedachte. En wil hij dan Nederland zijn internationale verplichtingen niet laten nakomen? Nu eens, bij de breede uitmeting van de verschrikkingen van den gas- en luchtoorlog, lacht hij om den invloed van het volkenrecht; dan weer, nl. wanneer het erop aan komt, om het weerlooze Nederland door de belligerenten te doen ontzien, doet hij op datzelfde volkenrecht een be roep. Eigenaardige wijze van argumenteeren 1 „Het gaat hier bovenal om onzen plicht tot handhaving van het recht", roept generaal Snijders uit: „Als wij worden aangerand, is dat onrecht', gruwelijk onrecht. Er is geen moraal ter wereld, geen rechts- of ethisch beginsel, geen beschavingspeil, geen standpunt van eer en waardigheid dat niet verzet tegen onrecht Plicht heet". Men heeft kunnen lezen, dat men den Generaal niet heeft laten uit spreken. Het was te waar, wat hij zeide, te logisch. Maar om de logica ging het de massa niet, die slechts kwam om te hooren wat haar welgevallig was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 50