het legergroepcommando een andere opvatting van het gebiuik
der cavalerie. Niet alleen de 6e cavalerie Div. was aan het IXe
leger toegevoegd, maar volgens ontvangen mededeeling ook de
7e, welke ook reeds vervoerd werd.
Reeds ontstond de eerste wrijving.
Von Falkenhayn zond een nota naar het legergroepcommando,
waarin hij er op wees, dat het noodzakelijk was en zijne bedoe
ling om al de passen tusschen Donau en Z. van Kroonstadt in
handen te krijgen, om daarna de Roeineensche hoofdmacht op
te zoeken en te slaan. In welke richting dat geschiedde, was on
verschillig.
Het o-ebruik van de 6e en 7e Cav. Div. op den N. vleugel van
liet IXe&leger achtte hij uitgesloten wegens de algemeene geringe
capaciteit "der spoorwegen in Zevenburgen en het totaal gebrek
er van in het gebergte O. en N. van Predeal, waardoor de aan
voer van de benoodigde voorraden uiterst bezwaarlijk zou worden
voor deze divisie, terwijl de aanvoer voor de groep bij
Kroonstadt lastiger zou worden, omdat tot die plaats toe dan
langs de spoorwegen voor meer troepen aanvoer moest plaats
hebben.
Een strijd ontstond nu tusschen den Comdt van het IXe leger,
die zich op het standpunt stelde van zelf over de hem onderge
schikte troepen te beschikken, en het legergroepcommando, dat
zijn aanvankelijke denkbeelden niet wilde prijsgeven en deze
aan von Falkenhayn wilde opdringen, mondeling en schriftelijk,
en ook door tusschenkomst van de opperste oorlogsleiding ze
wilde doorvoeren.
Deze laatste scheen partij te trekken voor het legergroepcom
mando; althans zij merkte op, dat zij niet begreep, waarom de
7e Cav. Div. niet naar Kroonstadt was aangetrokken.
In zijn antwoord wees von Falkenhayn er op, dat op 12 Octo
ber, toen hij de opperste oorlogsleiding zijn plannen had mede
gedeeld, deze door haar waren goedgekeurd. Een verandering
daarin, in het bijzonder wat de aanwending der Cav. Div. be
trof, achtte hij reeds wegens den toestand der spoorwegen uit
gesloten.
Tevens deelde hij haar den toestand zijner korpsen mede. De
51ste Honved Div. had niet meer de normale gevechtssterkte;
bij de 187e Div. was zij tot de helft gedaald. Eerstgenoemde di
visie miste nog een batterij, laatstgenoemde een bataljon (beide
op marsch langs de Alt-straat naar Kroonstadt). Samen telden
zij dus 17 zwakke bataljons, zonder behoorlijke uitrusting voor
den bergoorlog. Tegenover zich hadden zij minstens 26 Roe-
meensche bataljons op volle sterkte, in krachtig versterkte stel
lingen. Er heerschte munitiegebrek terwijl de aanvoer der voor
raden ten gevolge van nalatigheid in den dienst en een baanon-
geluk totaal onvoldoende was, zoodat de verpleging uiterst
787