Op de linker-flank was een afdeeling van 2 bataljons en 1 batterij van de 301 Div. als flankdekking uitgeschoven langs den weg van Ramnicu Valcea naar Baia de Fier. Op den rechter vleugel waren tot beveiliging afdeelingen van het Cav. Korps en van de 41e Div. uitgeschoven. Het Cav. Korps vooral, maar ook de overige colonnes, stoot ten herhaaldelijk op vluchtende Roemeensche afdeelingen, waarbij de leiding geheel verloren scheen te zijn gegaan en die werden vernietigd of gevangen gemaakt. 21 November bereikte de 41e Div. Craviova. De doorgang door het gebergte was geforceerd. Door de overwinning van het LIVe Korps en het oprukken in Z.O richting warende Roemeensche troepen, welke zich tusschen de Jiu en Orvosa in het gebergte bevonden, afgesneden. Even wel bleven zij stand houden om op de verbindingen van dat korps te werken, hetgeen zij met succes deden. Toen echter de Mehadia-groep aanviel en het die groep gelukte de Roemeensche Orsova-groep terug te drijven, werd de weerstand opgegeven en trokken de Roemenen terug. Voor de groep Kühne was nu het doel, de Alt te bereiken en den overgang daarover te forceeren. Naar het oordeel van den Roemeenschen Generalen Staf bood die rivier met zijn steile oevers in de streek Slatina Dragasani stellingen, welke zeer moeilijk te nemen zouden zijn, en vormde zij de laatste strate gische verdedigingslinie W. van Boekarest. Daar zou men" dus den vijand opnieuw kunnen verwach ten en daar moest men hem zoeken, zoodat in die richting werd doorgerukt. Onder den druk van de groep Kühne, de Alt-groep (Krafft von Dellmensingen) en van het leger von Mackensen werd de tegenstand hier echter vrij spoedig opgegeven om opnieuw aan de Argesul, vlak bij Boekarest, te worden voortgezet. Dit leidde tot den slag aan de Argesul, waar de Roemenen met hevige verliezen verslagen werden. Hoewel de Roemenen in het gebergte met veel meer hard nekkigheid streden dan in Zevenburgen, bleken zij toch overal de minderen te zijn. Vooral was dit het gevolg van onvoldoende kracht der leiding, zoowel hoogere als lagere, als gevolg van angstvalligheid en overschatting van den vijand, waardoor van de numerieke meerderheid geen gebruik kon worden gemaakt tot krachtsconcentratie op de beslissende punten, terwijl op an dere punten met zwakke groepeeringen werd volstaan. Angst valligheid leidt gewoonlijk tot ernstiger verwikkelingen dan brutaliteit, omdat deze imponeert en een zwakken aanvoerder bij den vijand er toe verleidt op alle punten zeer sterk te willen zijn. Zoo ook hier. Tot midden October hadden de Roemenen 100 bataljons ter versterking van de legers op hun W. front gezonden, d. i. 12 Duitsche divisiën. Zij waren verre in de 16

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 16