deze types later als onderofficier flink zijn in hun optreden, de discipline handhaven en takt hebben in den omgang met hun minderen. Wat minder frequent komt deze mutatie voor bij den Indo-Europeaan en Manadonees (deze laatste om de sub. la genoemde reden). Ook bij den Inlander vinden wij deze mutatie. Zijn ongepast gedrag richt zich echter meestal tegen de onderofficieren van zijn eigen of van Manadoneeschen landaard. De oorzaak hiervan ligt overigens niet altijd bij den man, maar vaak ook bij den onder officier zelf, n.l. wanneer hij zijn gezag niet goed handhaaft (b. v. dobbelen met zijn minderen). Het kadervraagstuk is voor den inlandschen militair van het grootste belang. De militair, wiens strafhoek herhaald de mutatie lb toont, is vaak ook een mopperaar, die niet met pleizier dient. Wij zullen dit type nog herhaaldelijk ontmoeten. Bij den Europeaan komt ongepast gedrag tegen den officier in 30 °/'0 der gevallen voor, bij den Indo en Manadonees veel minder, d. i. van 4 tot 10 °/0bij den Inlander zelden, lc. Mopperen, ongegronde reclames, enz. Ook hier heeft zooals te verwachten is, de Europeaan de leiding, wat percentage en totaal aantal straffen betreft. Opvallend klein zijn deze getallen bij den Manadonees, ofschoon hij bekend staat als veel te reklameeren te hebben vermoedelijk zijn zijne recla mes vaker gegrond en zijn zijne opvattingen niet zoo subjectief als bij den Europeaanmisschien draagt hij zijn grieven ook anders, d. i. op meer gepaste wijze, voor. De mopperaar is een speciaal soort type. Als burger heeft hij vaak van betrekking gewisseld. Hij is meer cholerisch van aanleg (wij zullen hem in een slotbeschouwing nog nader omschrijven) en drinkt zelden. De mopperachtige Europeaan kan onder gegeven omstandig heden zeer lastig zijn, hij is echter rondborstig en geeft de voor keur aan rechtstreeksche „onderhandelingen". ld bevat de mutatie: zich onvergenoegd toonen door handelin gen, uitlatingen, lijdelijk verzet. Bij deze mutatie toont de Europeaan een heel klein, de Indo- Europeaan een iets grooter en de Manadonees en Inlander een vrij groot percentage d i. 30 40°/0. Deze feiten uiten zich meest door mankeeren of zich opzettelijk onttrekken aan een bevolen dienst of aan een straf; ook kunnen heele clubjes naar aanleiding van eene onaangename order op stap gaan. Ondervindingen uit den allerlaatsten tijd hebben ook geleerd, dat zelfs heele compagnieën gezamenlijk op zeer laakbare wijze hun ontevredenheid uitten. De lichte suggestibiliteit, die de 28 Bij deze gelegenheid wil ik opmerken, dat men bij een onderzoek van de meer belangrijke strafhoeken persoonlijk met den betrokken militair moet trachten voeling te krijgen door hem om inlichtingen en verklaringen te vragen. Dit is bij mijn onderzoek wegens gebrek aan tijd helaas slechts in een" beperkt aantal gevallen gedaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 28