inheemsche landaarden tot een gemakkelijk werktuig kan maken
in de handen van den officier, die slag heeft met hen om te gaan,
kan aan den anderen kant ten gevolge hebben dat overigens goed
gekwalificeerde militairen zich aan de leiding van enkele bel
hamels onderwerpen.
De commandant van Inlandsche troepen is zeer op stemming
en geest van zijn manschappen aangewezen. Een minder tactvol
optreden kan een onaangenaam lijdelijk verzet uitlokken.
Omtrent het voorkomen van lijdelijk verzet bij de Europeanen
ontbreken mij voldoende gegevens. Er is echter ook bij hen hier
mede rekening te houden. De vrijwilliger beschouwt zich vaak
als werknemer, analoog aan den arbeider in de burgersamen
leving.
Ie bevat eigendunkelijke handelingen of verzuimen van meer
belangrijken aard.
Het zijn feiten, die veroorzaakt zijn door baloorigheid, koppig
heid, m.a.w. door een moeilijk handelbaar karakter. Ook is hier
voor soms een zekere mate van bewustzijn, wat durf, onver
schilligheid voor straf noodig. Bij deze mutatie staan weer de
Europeanen bovenaan. Het kleinste percentage vindt men bij de
Inlanders. Aangezien echter bij dezen laatstgenoemden landaard,
wat deze mutatie betreft, het totaal aantal straffen vrij groot en
zwaar is in verhouding tot het percentage, kunnen wij concludeeren,
dat bij Inlanders deze straf niet gelijkmatig verspreid voorkomt.
Er werden ook werkelijk verscheiden zeer lastige, baloorige types
onder de Inlanders gevonden, types, die het grootste gedeelte van
deze straffen voor hun landaard op zich nemen. Dit wijst dus op het
voorkomen van zeer ongelijk geaarde individuen. Bij den Inlander
komen soms eigendunkelijk schijnende handelingen of verzuimen
ook op rekening van het bingoeng zijn. (Het ,,bingoeng" wordt
echter veel misbruikt en steeds als verontschuldiging aangehaald).
Ook bij de Manadoneezen komt de mutatie le wel eens voor.
If bevat eigendunkelijke handelingen van lichteren aard, b.v. het
gelid verlaten, wacht ruilen enz. Dit zijn slechts kleine feiten, die
echter een eigen rubriek moeten vormen en niet gerangschikt
mogen worden onder de voorgaande rubriek, omdat zij uit andere
motieven voortvloeien. Zij komen bij alle landaarden voor, het
minst echter (kleinste straffen) bij den Manadonees, die over
het algemeen zeer militair aangelegd is en precies in de puntjes
is. De goede Manadoneesche onderofficier, dien wij den Pruis van
ons leger kunnen noemen, is om deze reden bij andere landaar
den niet bemind, minder bemind althans dan de Europeaan, die
wat ruimer van opvatting is
lg; niet de noodige ernst in dienst bewaren. Ofschoon het als
strafbaar feit niet belangrijk is, zoo geeft het toch eenigszins kijk
op de menschen. Bij enkele militairen ontaardt het in een zuivere
kwajongensachtigheid. Deze mutaties (lg) komen weinig voorbij
den Europeaan en Manadonees, meer bij sommige Indo-Europe-
29