van zijn korps een dergelijken leidraad samenstellen, waarop de
Gewestelijk Militaire Commmandant, na kennisname daarvan, de
verspreiding onder de officieren in het geheele gewest gelastte.
Het geheel omvat slechts 6 blijdzijden, waarin wenken voor de
practijk, controle op elk adm. boek afzonderlijk, waaronder be
grepen dag rapport, sterkteboek (mod. II, V. B. M.), afrekening
boekje en rijstboek voorts de algemeene gang der controle
dagelijks, periodiek en bij de overname van een cie (det.)een
controle op de administratie van Mil. Sociëteiten en dagverblij
ven en punten voor de administratieve opleiding der officieren.
Bij de samenstelling heeft de bedoeling voorgezeten de officieren
wegwijs te maken in de dagelijksche administratie en ze te ge
nezen van kopschuwheid te dien opzichte. Uit de wenken zij
aangestipt: De cies administratie is zeer eenvoudig en vereischt
slechts eenige zelfoverwinning, nauwkeurigheid en kennis der
vier hoofdbewerkingen der rekenkunde.
Tot slot zij tegenover de veel misbruikie uitspraak van Napoleon
(zie boven), de volgende gesteld: Een goede administratie be
vordert vlotheid en discipline en leidt tot tijd- en geldbesparing,
Naschrift van de redactie.
1. Het komt der redactie voor, dat Schr. wel eenigszins tekort
schiet in waardeering van de gewichtigste onderofficiersbetrek
king (den onderluitenant buiten beschouwing gelaten), wanneer
hij als zijn meening uitspreekt, dat de betrekking van admini
strateur meer verstandelijke ontwikkeling eischt dan die van in
structeur. De instructie is hoofdzaak en voor instructeur is de
beste onderofficier nog niet te goed. De administratie moet en
kan bijzaak blijven, zij het dan ook een zeer belangrijke bijzaak.
De uitspraak van Napoleon behoeft in geenen deele tot ver-
waarloozing der paperassen te leiden. Men houde de juiste
verhoudingen in het oog.
2. Bij de vervolging van comptabele landsdienaren is in de
Indische comptabiliteitswet (I. C. W.) geen onderscheid gemaakt
tusschen militairen met en beneden den rang van officier.
Het artikel 82 evenwel, dat slaat op de vervolging van niet-
comptabele landsdienaren, die den Lande schade hebben berokkend
(A. O. 1907, No. 77), is evenwel niet van toepassing op de mili
tairen beneden den rang van officier, zoodat de bedoelde ad
ministrateurs niet gedwongen kunnen worden, de gebeurlijk door
hen berokkende schade te vergoeden. De door Schr. geschetste
moeilijkheden kunnen nu op twee wijzen worden ondervangen
en wel
Waarom zijn rijstboek en afrekeningboekje niet onder de adm. mo
dellen, waarom is het quitantieboekje niet meer onder de modellen in het
V. B. M. opgenomen Bij het vervolgen van fraudes, daarin gepleegd,
kan dat niet-opnemen aanleiding geven tot moeilijkheden.
50