54 7. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Mavors No. 10. October 1924. Kapitein Alting von Geusau bespreekt het nieuw uitgekomen Nederlandsche Gevechtsvoorschrift 1924, waarvan een deel is uitgekomen, bevattende een Inleiding en de Hoofdstukken! I Bevelvoering; II Troepen en Treinen; III Marschen; IV Legering en V Verkennings- en Veiligheidsdienst De nadruk wordt erop gelegd.dat deze bespreking geenszins een critiek wil zijn, doch dienen moet om een inleiding te geven tot het reeds zoo lang verbeide voorschrift. Kolonel J.N. Bruyn geeft het slot van zijne bespreking van het belang rijke Fransche werk: „Les forces morales", waarin hij den inhoud toetst aan Nederlandsche menschen en toestanden en tot de conclusie komt, dat ook daarvoor deze inhoud van veel waarde is. Uit die bespreking meenen we te mogen afleiden, dat ook voor ons, Indische officieren, bedoeld werk het lezen waard zal zijn Van het artikel .Het Voorschrift Verbindingsdienst voor de Landmacht", door kapitein G. Stürm verschijnt het eerste vervolg. Hierin vinden we vele gegevens over den stand van het, uit een militair oogpunt zoo be langrijke, vraagstuk der radiotelefonie; in het bijzonder worden voor- en nadeelen van dit verbindingsmiddel duidelijk uiteengezet. Op dezelfde wijze wordt de aardtelegrafie bespro en. Eerste-Luitenant A.N van Mill onderwerpt de voorschriften: Algemeen Gevechtsvoorschrift en Aanwijzingen bij de opleiding der Infante,ie 1923 aan een critische beschouwing voor wat betreft de daarin opgenomen ge gevens ten aanzien van de Versterkingskunst in den Stellingoorlog. In het Indisch Maandoverzicht wordt het in Indië beschikbaar stellen van aan de militaire Gymnastiek- en Sportschool opgeleide militaire in structeurs voor het onderwijs in Zweedsche gymnastiek aan de lagere en middelbare scholen Nederland ten voorbeeld gesteld. Tenslotte bevat dit nummer een bespreking van het in Nederland inge voerde systeem van vercijferen van berichten. Artilleristisch Tijdschrift No. 10. (Bijlage van bovenstaand Mavorsnum- mer.) Kapitein Grotendorst vervolgt zijn artikel: Aanteekeningen over de Kustartillerie", terwijl H. W. de Ridder „Eenige wijzen van richten bij 15 c. M. Hw- L/17" behandelt. Cavaleristisch Tijdschrift September 1924. 1ste Luit.-adj- J. E. Feenstra schrijft een artikel „Het tweede Fransche Cavaleriekorps in den Wereld oorlog" naar aanleiding van een werk van generaal Boullaire, dat in 1923 verscheen. In dit artikel haalt hij de voornaamste ervaringen van den wereldoorlog op cavaleristisch gebied naar voren. Zoo wijst hij er o.a. op, dat modern uitgeruste cavalerie door haar aan merkelijke vuurkracht in vereeniging met haar groote beweegbaarheid een veel grooter gevechtswaarde heeft dan infanterie van gelijke sterkte en daarom niet zoo economisch onvoordeelig is als bij een vluchtige be schouwing lijkt. In „Het gevecht der cavalerie en de organisatie van het wapen" geeft H.Ma- thon beschouwingen over de vormen en de samenstelling van het peloton, bestaande uit 1 mitrailleur- en 1 karabijngroep, alsmede over een daaruit afgeleide organisatie van het escadron. In het artikel „De voorbereiding der bereden officieren tot de ooriogstaak op hippisch gebied" wordt erop gewezen dat de tegenwoordige wedstrij den, waarbij het als regel slechts aankomt op de prestaties van den enke len ruiter, van betrekkelijk weinig waarde zijn voor de voorbereiding tot de ooriogstaak. Bepleit wordt het houden van groepsgewijze wedstrijden, daar in de wer kelijkheid het optreden van den enkelen ruiter slechts tot de groote uit zonderingen zal behooren, doch als regel in samenwerking met anderen zal moeten worden gereden. De in dit artikel ontvouwde denkbeelden komen ons van veel belang voor.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 54