56 schrijver te veel beïnvloed zijn door de ervaringen van den stellingoorlog. In het bijzonder wijst hij er op, dat bij het ten aanval gaan de opstelling der onderdeelen van de infanterie meer defensief dan offensief van aard is. Hij zegt: „C' est une marche en garde''. En hij geeft toe dat het bij de huidige bewapening en samenstelling van de „groupe de combat" wel niet anders mogelijk is. Daarom komt hij tot de conclusie dat deze „groupe" niet de werkelijke gevechtseenheid kan zijn zooals het Fr. reglement die wenscht. Volgens hem kan dit slechts de sectie zijn en dan voorzien van vier automatische wapens, waar/an er minstens twee een behoorlijk gericht vuur op de middelbare afstanden toelaten. Een dusdanig samengestelde sectie moet, normaal, in twee échelons strijden. Daar dus de (zw.) mi trailleurs deel uitmaken van de sectie en onder het bevel van den sectie commandant staan, moeten zij er organiek bij worden ingedeeld. De „compagnie fusiliers-voltigeurs" zal dan weer „compagnie d' infanterie zonder meer, kunnen heeten. Zooals men ziet gaat deze schrijver nogal ver in zijne voorstellen. En zeker veel te ver naa~ de meening van hen, die al bang zijn dat het orga niek indeelen van geweermitrailleurs bij de brigades voor onze „gewone" infanteristen te geleerd zal worden. Ten slotte zij nog vermeld een artikel „Instruction historique a une po litique des cadres." De schrijver geeft eene beschouwing over de betee- kenis van officiers- en ander kader voor een leger. Hij begint zijn over zicht met eene beschouwing van het kader in het oude republikeinsche leger, het burger-leger. Infantry Journal. September. Dit, zooals gewoonlijk smakelijk verzorgde' nummer geeft onder meer een artikel over de Mount Dajo Expedition' Dit was eene onderneming tegen de Moros, de bekende Mohammedaan- sche bewoners van de Zuidelijke eilanden der Philippijnen. Kort nadat de U. S. A. de eilanden ha den overgenomen van de Spanjaarden, deden zich moeilijkheden met deze Moros voor en werd het noodig een expeditie tegen hen af te zenden. De expeditie bestond uit twee troops cavalerie, zes compagnieën infanterie en een batterij, signaaltroep en geneeskundige dienst. De Mount Dajo, waarop de Moros waren gevlucht en zich hadden versterkt, werd genomen ten koste van 21 dooden en ruim 70 gewonden. De Moros hadden dapper weerstand geboden, er werden er zes a zeven honderd dood gevoneen in hunne stellingen fin het bevel wordt de sterkte van den vijand opgegeven als vermoedelijk 600). De generaal Wood kreeg van den toenmaligen president een telegram waarin den troepen geluk werd gewenscht met het succes. Van beschuldigingen in de Kamer of stukken in de krant over de wreedheid der troepen valt in het artikel niets te lezen; Amerikanen zijn dan ook geen Nederlanders. Een ander artikel handelt over de waarde van de Russische en de Japan- sche infanterie. De Russisch-Japansche oorlog levert het materiaal voor deze beschouwing. Revue Militaire Suisse. September. Onder de artikelen in dit nummer noemen we het slot van de studie over „Organisation et fonctionnement du service des renseignements dans le régiment d' infanterie". Hierin wordt een applicatorische studie gegeven over de werkzaamheden van den „officier de renseignement du régiment". Het artikel „Une légende", zijnde „la fail lite de la fortification permanente pendant la grande guerre" wordt nog steeds vervolgd. Thans wordt de toestand waarin zich de versterkingen van Antwerpen bevonden, aan eene bespreking onderworpen. Revue d' Infanterie. October. Het nummer opent met eene beschouwing over „Le combat de nuit de la Vaux-Marie". Dit gevecht speelde zich af in den nacht van 9 op 10 September 1914, dus nog in den vollen bewe gingsoorlog. Uit dien hoofde heeft het voor ons meer beteekenis dan vele andere beschrijvingen van gevechten en ondernemingen. Aan het slot van het artikel geeft de schrijver een overzicht van de wijze waarop de be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 56