plaats als 14 dagen geleden, n. 1. vóór het bekken van Cam-
pulung. Den sleutel der Roemeensche stelling, den krachtig ver
sterkten Mateias-berg, konden de Duitschers niet nemen.
Van 26 October af begonnen de Roemenen met behulp van
aangevoerde versterkingen tegenaanvallen te verrichten. Het le
Res. Korps werd op enkele plaatsen over kleinen afstand terug
gedrongen.
Door gebrek aan reserves kon von Falkenhayn hier geen hulp
brengen. Evenwel was het naar zijn oordeel toch ook te betwij
felen, of hier door opeenhooping van troepen zonder berguitrus-
ting en bij de zeer groote moeilijkheden in den aanvoer wel
eenig succes zou kunnen worden bereikt.
Het XXXIXe Res. Korps had geen nadere vorderingen gemaakt.
Tusschen het le en het XXXIXe Res. Korps was 31 October
de hoofdmacht der 3e Cav. Div., de reserve van het lXe Leger
ingezet, ten einde de infanterie-afdeelingen, welke het terrein
tusschen beide korpsen bezetten en de verbinding er tusschen
verzekerden, vrij te maken voor aanvalsoogmerken.
Ook bij de 89e Div. en aan den Ojtoz-pas waren geen vorde
ringen gemaakt.
Zoo was de toestand, toen von Falkenhayn uit de berichten
van de groep Kneuszl de overtuiging moest putten, dat de door
breking hier mislukt was. Daartoe had meegewerkt het onttrekken
van de 71e Div. aan de groep bij Hermannstadt, het achterhouden
van de 8ste en de 10e Beijersche Div. door het legergroepcom
mando, het idee om gelijktijdig met een aanval van het lXe Leger
in Z. richting met het le O.-H. Leger een aanval in N.O. richting
te doen, iets waartoe dat leger niet in staat was door innerlijke
zwakte; verder het gebrek aan berguitrustingen, de geringe capa
citeit der spoorwegen, waardoor de aanvulling zeer moeilijk werd.
Het plan om bij den Szurduk-pas door te breken, werd vast
gehouden, ook na het echec van de groep Kneuszl, omdat het
gebergte in het Szurduk-gebied het smalst was. Van de huidige
opstelling der Centralen aldaar uit zou het mogelijk zijn de
troepen, met een enkelen dagmarsch, in de Walachijsche laag
vlakte te brengen. Slechts in dat gebied kende men het terrein
aan weerszijden van den grooten weg goed. Alleen daar was de
Z. uitgang van den pas reeds in handen der Centralen. Verder
hoopte von Falkenhayn hier de Roemenen te kunnen verrassen,
omdat zij na het terugslaan van de groep Kneuszl waarschijnlijk
niet meer op een hernieuwing van den aanval zouden rekenen.
Elders toch hadden zij niet zulk een succes behaald en
waren zij er alleen in geslaagd hunne stellingen te behouden,
niet om de Centralen terug te drijven. Dit kon bij hen het
idee levendig houden, dat de Centralen daarom geen nieuwe
poging in het Szurduk-gebied zouden ondernemen, waar de Roe
menen te krachtig waren gebleken, maar wel op andere plaatsen
hunne nieuwe krachten zouden inzetten.
6