de 2e patrouille een wachtmeester, die dezelfde eigenschappen
bezit. De ordonnansen moeten ook als telefonist afgericht zijn.
Op de duozitting van den zijspan B. C. zit een kanonnier-bevels-
iniddelen.
De command o-a uto der batter ij en: deze vervoert
den stellingwachtmeester (naast den bestuurder), 4 telefonisten
en 4 lij inleggers (leerling-telefonisten) daarachter (zie bijl. V.).
Een rak met telefoonmaterieel, n.I.: 6 telefonen, 15 X 1°00 en
20 X 250 kabel, kist met bevelsmiddelen (ongeveer als voor Afd.
Cdt) en richtkijker B. C. (2e richtinstrument)afstandmeter en
schaarkijker, veerend opgehangen achter, onder en naast de zit
plaatsen. Kabelsteunen, drievoeten, seinlampen, enz. eveneens.
Achter het telefoonrak de zitplaatsen van den kanonnier-
bevelsmiddelen en nog 1 lijnlegger (leerling-telefonist). Bij het
naar voren roepen van den B. C. zal de commando-auto alleen
volgen als de Afd. Cdt zulks gelast.
In het algemeen zouden wij er hier verder op willen wijzen, dat
de zitbanken zoo geplaatst zijn, dat het personeel zijwaarts rijdt,
uitgezonderd natuurlijk de voorste zitbank voor den bestuurder
en reserve-bestuurder (O. C., enz.) Deze plaatsing biedt verschil
lende voordeelen boven die, waarbij al het personeel of voorwaarts
öf achterwaarts rijdt, nl.: het op- en afzitten gaat veel sneller; de
breedte van den bovenbouw kan iets geringer zijn zonder dat de
lengte vergroot behoeft te worden; de uitrusting is gemakkelijker
zoodanig te verpakken, dat het personeel bij het op-"of ontpakken
elkaar niet in den weg loopt; het voor velen onaangename achter
uitrijden wordt vermeden.
Bij de gevechtsbatterij verder: 3 stukke n-t r e k a u t o s,
waarvan bijlage II voldoende duidelijk uitrusting en bepakking
aangeeft. Echter zij de aandacht gevestigd op het mede'voeren van
40 patronen van 10,5 c. M. in een caisson, die in haar geheel af-
en opgeladen kan worden, en van den staartdrager (tevens trek
haak). De tegenwoordige trekhaak der auto's voldoet niet, omdat
hij te onbeweeglijk is. Wanneer de achterwielen van de auto maar
5 c. M. hooger staan dan de kanonraden is het afleggen van
de affuit onmogelijk. De haak ligt bovendien te hoog. Dit is wel
een voordeel voor het verminderen van den staartdruk, maar een
nadeel bij het afleggen door onze kleine (niet-Eur.) kanonniers. Bij
de in bijlage II geteekende auto wordt bij het afleggen de caisson
pl. m. 1/2 M. achteruit getrokken op het raam van den staartdrager,
de tapdekstukken (tevens laadboomen) van de staartdrageras open-
(neei-) geslagen, waarna de auto vooruit rijdt of de vuurmond
dooi de kanonniers aan de raden werkend achteruit gereden wordt.
Het geheele voorstel van staartdrager en caisson glijdt langs de
laadboomen tot op den grond, terwijl de affuit aan den staartdra
ger blijft hangen. De disselboom van den staartdrager (die door
een geringe achterwichtigheid niet voorover kan slaan) wordt
111