122
Op het slot van het overzicht van de behandeling van het Ontwerp Vloot
wet in den Volksraad (welk ontwerp, gelijk men weet, door de Regeering
in Nederland voorloopig is gedeponeerd), volgt de voortzetting van X.'s
artikel over den kleinen oorlog. De Redactie knoopt hieraan een korte be
schouwing vast om als haar inzicht te doen kennen, dat onze troepen op
de buitenbezittingen nauwelijks toereikend zijn voor de handhaving van
orde en rust en dat van een guerilla dus weinig te verwachten is, al staat
het natuurlijk als een paal boven water, dat het mcnschenmogelijke niet
zal worden nagelaten. X. wil evenwel, blijkens zijn vorig artikel, ver
sterking van de troepen op de buitenbezittingen door afdeelingen van
Java. Wij zouden willen vragen, wat dan wel op Java overblijft, indien
bedoelde afdeelingen worden genomen van een sterkte, die ook maar eenigs-
zins gelijken tred houdt met den omvang van de taak, die de schrijver
haar toedenkt. Het zou een versnippering van troepen zijn, die naar onze
meening geenszins ligt in de lijn van von Lettow Vorbeck, aan wiens
illuster voorbeeld schrijver zich heeft geïnspireerd.
Volgen de gewone rubrieken.
M. B.
6. OVERZICHT DER NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
De Indische Gids. November. De hoofdredacteur van even genoemd
maandblad geeft in deze aflevering eene beschouwing over de brochure
van den bekenden anti-militairist. Prof. van Embden, getiteld: „Nationale
ontwapening of Volksverdelging''. Die brochure geeft den inhoud weer
van een door den professor in de Eerste Kamer gehouden rede.
Er bestond zeer groote belangstelling voor de brochure, blijkens het
groot aantal herdrukken. De heer Nijpels schat dat het 100e duizendtal wel
bereikt zal worden. Dit is dus een ongewoon groote oplaag voor een
brochure in ons land en wel een bewijs hoe diep de ontwapeningsgedachte
reeds bij het Nederlandsche volk heeft wortel geschoten.
De professor meent, dat het oorlogsgevaar voornamelijk schuilt in de
bewapening. Hij verdedigt de stelling, dat België, door zich te verdedi
gen, zich juist alle ellende op den hals heeft gehaald. De heer Nypels
meent dat dit geen juiste redeneering is, aangezien men deze niet op elk
land kan toepassen. Er zijn landen, die zich zelf zouden degradeeren door
zich geheel zond- r tegenweer aan een inval bloot te stellen, o. a. Neder
land.
De professor meent dat het eenige wat ons land en alle andere volken
beveiligen kan de heerschappij van het recht en het vertrouwen in de so
lidariteit der volken is. Maar de heer Nypels vraagt zeer terecht waar die
internationale veiligheid is. En wijst er op, dat zoolang die er niet is
iedere slaat de plicht heeft loyaal te doen wat er in zijn vermogen is om
zich zoo noodig te verdedigen.
Bij eventueele occupatie van Nederlandsch territoir zal er volgens den
professor aldus gehandeld moeten worden: „Dan zullen wij ons beroepen
op ons goed recht en appelleeren op de openbare meening der wereld en
op den Volkenbond." De heer Nypels wijst er echter op, en wel aan de
hand van een verslag van een der vergaderingen te Génève, dat men zich
in de desbetreffende commissie van den Volkenbond er voor heeft
uilgesproken, dat iedere staat de plicht heeft te beginnen met zich te
verdedigen, zoodat het beroep op den Volkenbond door een slaat, die
deze plicht willens en wetens heeft verzuimd, al bij voorbaat als min
derwaardig bestempeld kan worden. Trouwens artikel 8 van het Volken
bondverdrag legt zekere verplichtingen op voor gezamelijke actie en er
kan dus geen sprake zijn van een algeheele ontwapening.
Verder is de professor zeer ontdaan door de vooruitzichten op een oor
log met gassen en chemische middelen. Dat is begrijpelijk voor een leek,