De geringe activiteit van het voorstellingsleven maakt dat de inlandsche recruut bij zijn opleiding alles, zooals het hem wordt voorgezet, zonder diepere verwerking in zich opneemt. Wij zullen dit later met voorbeelden illustreeren. Een andere eigenschap is, dat het bedoelde inlandsche type een voorstelling niet lang en niet intensief genoeg in zijn bewustzijn vast houdt; hij kan zich moeilijk zeer actief op iets concen- treeren. Misschien is dit de oorzaak, dat hij een zoo slecht schutter is. Met het gebrekkig vermogen zich scherp te concentreeren moet men ook bij het onderwijs rekening houden. Hierbij mag men niet al te lang zijn aandacht op iets vesti gen. De lessen moeten heel kort zijn. Welke soorten van associatie in zijn denken overwegend zijn, en welke conclusies voor de recrutenopleiding wij daaruit moeten trekken, zullen wij later be handelen. Door zijn weinig actief en weinig mobiel voorstellingsleven is hij minder gereed om indrukken onmiddellijk op te nemen en te verwerken. Hij is weinig ad rem. Ook het gevoelsleven van den Inlander is anders. Een kleine inleiding vooraf. Haast al onze voorstellingen en gewaarwordingen zijn voorzien van een gevoelstoon. Deze kan aangenaam d. i. posi tief of onaangenaam d. i. negatief zijn. Het gevoelsleven is voor ons psychisch bestaan, voor ons denken, leeren, zien en oordeelen van het grootste belang; misschien heeft het ook invloed op de secundaire functie. Het gevoelsleven is bij den Inlander onregel matig verdeeld. Wat zijn persoonlijkheid raakt, gaat met een soms abnormaal verhoogden gevoelstoon gepaard, b. v. het „maloe" zijn. Hij heeft daarom een licht kwetsbaar persoonlijk eergevoel en een sterk rechtvaardigheidsgevoel voor zoover het zijn eigen persoonlijkheid betreft. Een eigenschap, waarmede terdege bij den omgang met den Inlander rekening moet worden gehouden. Alle andere voorstellingen of gewaarwordingen, die niet zijn persoon raken, zijn veel minder positief of negatief van toon, m. a. w. zij boezemen hem weinig belang in. Dit tekort aan belangstelling voor buiten hem staande dingen bemoeilijkt zijn opleiding als recruut en doet hem onverschillig zijn voor vele dienstverrich tingen. Een bevriend officier, een zeer bekend Atjeh-man, zei mij eens omtrent den Inlandschen soldaat: „Hij is heel goed, maar hij ziet het nut niet in van ons doen en laten". Door den lageren gevoelstoon beleeft hij ook weinig; koel en zakelijk staat hij tegenover de buitenwereld; veel gebeurtenissen gaan aan hem spoorloos voorbij. Hij is passief en leeft in de breedte. Omdat in zijn bewustzijn weinig spontane associaties omgaan is hij steeds gereed, indrukken op te nemen, echter zon der gevoelstoon, zonder door iets langdurig in beslag genomen te zijn. Zoo laat het zich verklaren, door deze leegte, dat hij kijkgraag 146

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 10