den huisjongen was hierbij: „koerang tinggi". Vermoedelijk was het een apathisch type. Een ander voorbeeld: op een patrouille bij Blang Kedjeren verongelukt een fuselier door een doodelijken val in een diep ravijn. Zijn buurman kijkt hem even na en mompelt: „soeda dapet pensioen". De geringe gevoelstoon, de passieve geestesgesteldheid en de daaruit voortspruitende geringe originaliteit is oorzaak, dat de lagere Inlander geen zelf verworven principieele richting heeft en zoo slaaf wordt van zijn omgeving. Een zekere bekrompenheid en gedwongenheid in zijn optreden is een gevolg daarvan, vooral indien hij zijn gewoon milieu moet verlaten. Hij wapent zich dan vaak met conventioneele leugens, beleefd heidsvormen en geeft zich niet zoo als hij is. Het gebrek aan een principieele richting geeft aan zijn karakter een onevenwich tigheid, die zich bijzonder uit in zijn verhouding tot den mede- mensch. Wij zien dan tegenstrijdigheden. De Inlander kan iemand kalm op straat zien doodgaan, terwijl hij aan den anderen kant uiter mate medelijdend kan zijn en dit niet altijd onder den indruk van het oogenblik. Zijn anders geaard gevoels- en voorstellingsleven verklaart ons ook, dat hij gedachten en gevoelens van ons wester lingen moeilijk volgen kan. Onze hygiënische grondbeginselen b. v. zijn voor hem voor schriften zonder ziel. Er ontbreekt hem het gevoel voor ziekte gevaar. Des te meer reageert hij op animistische voorstellingen, die in zijn egocentrisch voorstellingsleven dieper ingrijpen dan onze hygiënische voorschriften. Den amorph geaarden Inlander heb ik zelden bezorgd gezien om zijn gezondheidstoestand. De nerveus intelligente daarentegen schijnt meer aanleg te hebben voor hypochondrische gedachten. De eigenschap van den Inlander, gevoelens van anderen slecht te kunnen volgen, is wellicht de oorzaak, dat hij weinig verstand heeft van de gebreken van anderen. Hij kan deze niet verontschul digen, niet wegredeneeren. Daarom is hij een onverbiddelijk spot ter. Op zijn beurt is hij daarom bang zich zelf belachelijk te maken en is zoodoende voorzichtig tot het achterdochtige toe. Wie den Inlander wil imponeeren, en hem op deze wijze b. v. als com mandant onder zijn suggestieven invloed wil krijgen, moet hier mede rekening houden en mag zich nooit aan spot blootstellen. Men moet zich zoo volmaakt mogelijk toonen; moreel, intellec tueel en ook physisch moet men hem de baas kunnen zijn. Een ander gevolg van het anders geaarde voorstellings- en gevoelsleven is een verminderde critiek en in verband hiermede wederom een verhoogde suggestibiliteit. Door het trager voor stellingsleven is hij in vreemde situaties niet nauw georiënteerd en wordt op deze wijze gauw bingoeng: hij weet geen uitweg. 148

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 12