mindere militairen minder goed is dan bij de Amboineezen, het korps staat te ver af van het „Ik". Een andere bijzonderheid is, dat contrastvoorstelhngen weinig invloed hebben op het gevoelsleven van den Inlander. Het zien van rijkdom maakt hem, indien niet suggestieve invloeden van anderen in het spel zijn, niet jaloersch. Het zien van ellende maakt bij hem geen positieve contrastvoorstellingen wakker. Hij verge lijkt te weinig. Dit verklaart zijn steeds indifferente stemming en verklaart ons, waarom hij gemakkelijk, gauw tevreden is, weinig ambitie heeft en fatalistisch is. De geringe gevoelstoon en de daaruit voortspruitende geringe belangstelling doet hem niette genstaande zijn goeden wil onverschillig zijn bij de opleiding als recruut. Hij beleeft niets bij het leeren. Het onderwerp doordringt hem niet. Theorie alleen is daarom onvoldoende. Het onderwerp moet zooveel mogelijk met praktische demonstraties en practisch werk gepaard gaan. De man moet niet alleen met gehoor, maar ook met bewegingsvoorstellingen, met het oog, met het tastgevoel enz. in zich opnemen. Hij moet bij het leeren bij wijze van spreken ook voelen. De geringe belangstelling wordt geïllustreerd door een reeks van onderzoekingen door mij verricht. Hier een voor beeld. Een artillerist van 10 jaren dienst wist mij over het verschil van granaat en granaatkartets slechts te vertellen, dat de eene rood en de andere blauw is; een infanterist wist niet waar voor de tirailleurlinie dient; een aantal artilleristen wist niet hoe ver een kanon van 7.5 c. M. kan schieten. Ik kreeg antwoorden: barangkali 1000, barangkali 2000 meter, enz. De ondervraagden waren personen die overigens hun functie als soldaat (automatisch) behoorlijk hebben vervuld en een vrij goed strafhoek toonden. Zijn deze typen echter opgewassen tegen buitengewone situaties? De geringe diepte van zijn gevoels- en voorstellingsleven ver klaart &ons ten deele ook zijn zorgeloosheid, het niet sparen en het weinig ontzien van materiaal en dieren, het verbruiken en verwaarloozen zonder met de toekomst rekening te houden. Opge dane onaangename ondervindingen hebben bij hem weinig diepe herinnering achtergelaten. Dit alles zijn fouten, waarmede in het leger rekening gehouden moet worden. Zij maken Europeesch toezicht onmisbaar. Dit toezicht moet niet slechts rekening houden met dienst- kwesties. De Inlander aan zich zelf overgelaten is ook wat zijn gezondheid en voedingstoestand betreft zeer onverschillig. Hij moet in deze opzichten meer dan elke andere landaard onder con trole staan. Behalve de reeds veel genoemde eigenaardigheden van het gevoels- en voorstellingsleven, die grootendeels overeenkomen met geringe secundaire functie en geringe emotionaliteit, valt ons bij den Inlander nog op de trage overgang van voorstelling tot 150

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 14