tionaliteit, het koele, zakelijke, indifferente in zijn aard is niet in fantiel. Slechts de geringe differenceering, de weinig vaste omlijning van zijn karakter zou men infantiel kunnen noemen. Mijn omschrijving heeft ik herhaal het betrekking op het midden-javaansche amorphe soldatentype, dat in het leger veel voorkomt en eigenschappen bezit, die ook in een ruimen, voor de werving in aanmerking komenden kring der bevolking zich voordoen. Deze beschouwingen voor het geheele Javaansche volk of maleische ras toepasselijk te achten, acht ik niet gewettigd, üver de andere typen (nerveuse, cholerische), is reeds het een en ander medegedeeld. De Javanen van hoogere afkomst, die echter voor de werving niet in aanmerking komen, zijn anders geaard; zij zijn een mengvolk van heel andere samenstelling dan d'e lage Javaan en toonen dus gewijzigde eigenschappen. Zij stellen als het ware een ander ras voor, een soort bovenlaag, bestaande uit deuteromaleiers met kaukasische en andere bijmengingen. Ook hun lichamelijke geaardheid is heel anders. Veel van de vroeger geschetste amorphe eigenschappen vinden wij overigens ook bij den amorphen Nederlander en ook bij andere landbouwende Europeesche volkeren (Polen, Russen). Vragen wij ons nu af, of de Inlander een goed soldaat tegen den buitenlandschen vijand zal zijn, zoo kunnen wij geen beslist ant woord geven; het hangt van de eischen af, die men aan hem wil stellen. De ondervindingen, voor den inlandschen vijand opgedaan, zijn voor zulk een beoordeeling onvoldoende. De Inlandscim daat is geen vast omlijnd figuur. Buitendien komt hij uit een weinig uniform ras. Er zijn, zooals reeds gezegd, zeer goede en zeer slechte typen onder. Gemiddeld behoort hij niet tot de besten; ik zal zijn minder gunstige eigenschappen herhalen. Het gemiddeld intellect van den Inlander, die zich voor den dienst aanmeldt, is laag. De beschikbare kennis, die hij meebrengt, is gering. Voor den dienst zijn dit hinderlijke eigenschappen. Een en ander is mede de oorzaak, dat hij gemakkelijk bingoeng wordt, hetgeen eveneens een zeer ongewenschte eigenschap is. Zijn activiteit is niet groot. Door zijn gemis aan individualiteit, door zijn suggestibiliteit, zijn gering zelfvertrouwen wordt hij dat, wat zijn commandant uit hem maakt. Dit heeft zijn voor- en nadeelen. Een voordeel is het, om dat de Inlander meer dan een andere landaard volkomen aan den wil van zijn commandant is onderworpen, zoodat deze, indien hij goed met hem kan omgaan, hem naar zijn wil vormen kan, zoodat hij hem volkomen in zijn hand heeft, en sommige van de militair minder gunstige eigenschappen, b. v. de inactiviteit, voor zoover mogelijk wijzigen kan. t) Een nadeel is het, omdat de qualiteitvan Daarom is de Inlander zeer bruikbaar in betrekkingen waar doorloo pend toezicht en een nauw omschreven werkkring mogelijk zijn en waar zich niet veel buitengewone situaties voordoen. 153

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 17