ofschoon hij zijn best doet, te zwaar en hij wordt bingoeng, zoodat
hij eerstdaags deserteert (onder de deserteurs is het type Tjitro
sterk vertegenwoordigd), öf hij blijft passief, verwerkt niets en
tracht ook niets te begrijpen. Hij laat alles over zich komen en
neemt het mechanisch op; mechanisch handelen, sleur, gewoonte
en spoedig vergeten van het geleerde zijn de gevolgen 1).
Verder dient Tjitrotaroeno zoo goed en zoo kwaad als hij kan.
Hij heeft zich langzaam mechanisch ingewerkt en tracht door zijn
eerste dienstverband heen te komen zonder aanleiding tot onte
vredenheid te geven, en dit is voor hem bij zijn bescheiden, ver-
draagzamen en beleefden aard en bij zijn geschiktheid zich aan
de wenschen van zijn meerdere aan te passen relatief gemakkelijk.
Men komt hem ook in veel opzichten tegemoet. De eischen, die
men aan hem stelt, worden tot een minimum beperkt. Men Iaat
weinig verantwoordelijkheid op zijn schouders rusten; wegens
domheid of onkunde worden den Inlander zelden straffen opge-
legd, zooals uit de strafhoeken blijkt. Ook wordt hij zelden wegens
onbekwaamheid ontslagen, tenzij hij bepaald ziekelijke afwijkingen
vertoont. Aangezien hij weinig demonstratief aangelegd is en zich
meer schuil houdt is men weinig op de hoogte van zijn werke
lijke bekwaamheden en zijn inwendige waarde. Wij zijn al te vaak
geneigd hem als dom te beschouwen en dat is hij volstrekt niet
in alle opzichten. Probeeren wij b. v. eens hem met zijn soldij om
den tuin te leiden, dan zal hij onmiddellijk uit den hoek komen. Wat
zijn dienstprestaties betreft, zoo moeten wij zeggen, dat zijn wil
goed is, maar zijn werken gaat niet met belangstelling gepaard.
In tegenwoordigheid van zijn meerdere zegt hij weinig en is in
al zijn uitlatingen sober. In zijn eigen kring kan hij wel gezellig
praten en vooral grapjes maken. Hij is echter niet geestig en be
perkt zich slechts tot grapjes over andere, afwezige personen.
Als patiënt valt hij ons bij het opmaken der anamnese (ziekte
geschiedenis) eveneens op door zijn sobere wijze van praten; vaak
krijgen wij slechts te hooren sakit badan, poesing, enz.; hij tracht
niet een ziektebeeld te ontwerpen en de symptomen te rangschik
ken; hij geeft slechts laconiek het enkele symptoon aan, dat hem
momenteel hindert; een omstandigheid, die de behandeling zeer
Ik wil hier terloops nóg eens opmerken, dat een goede paedagogie
in de recrutendepóts hieraan wel wat veranderen kan, maar al te veel
erwacktfn 1 °?.k S°ede sportieve opvoeding zou, zooals
herhaald betoogd van belang zijn. In dit geval zal het er niet op aan komen
om de biceps dikker te maken, maar om een sportieven geest te kweeken
v. ?m de. reactieylugheid en het zelfvertrouwen te verhoogen. Voorai
zal tot zelfstandigheid opgevoed moeten worden (b.v. door speciale oefe
ningen, wedstrijden enz.). Onze sportscholen moeten ons niet zoozeer
sportsmen en Herculessen als wel goede sportonderwijzers leveren. Daarom
tüEfiio keurln? voor opleiding voor het sportonderwijs voornamelijk op
intellect en op algemeene ontwikkeling zijn gericht.
157