een verhoogd algemeen en nationaal zelfbewustzijn gemeen, eigen
schappen dus, die de waarde van den militair belangrijk verhoogen
en door traditie en een exceptioneele positie op peil worden be
houden. Bij de overgroote meerderheid der inlandsche soldaten
ontbreken deze eigenschappen, die endogeen zijn en niet door
uitwendige omstandigheden aangekweekt kunnen worden. Een
gelijkstelling dezer landaarden met de Amboineezen en Manado-
neeze-n zou m. i. haar niet verbeteren maar wel tot gevolg hebben,
dat de toewijding en sympathie voor het gouvernement bij dé
laatstgenoemden achteruit wordt gebracht
Thans nog een korte bespreking van den Indo-Europeaan. Een
globaal oordeel over hem is niet mogelijk, omdat hij uit een men
ging van zoo verschillend geaarde elementen bestaat en omdat
de invloeden van milieu en opvoeding bij hem zoo sterk varieeren.
Wij vinden in deze bevolkingsgroep de meest uit elkaar loopende
typen. Aan den eenen kant uitstekende en door bepaalde eigen
schappen voor de indische samenleving bijzonder geschikte typen;
en aan den anderen kant personen, die haast in niets van den
inlandschen dessaman verschillen of soms zelfs onder hem staan.
Bij sommige typen krijgt men welhaast den indruk, dat het Euro
peaan zijn een bureaucratische formaliteit is. Dat zijn de z. g.
staatsblad-Europeanen, wier ouders en voorouders reeds Indo's
waren en waar sedert generaties geen versch europeesch bloed
bijkwam. Komt nog een gebrekkig milieu en minder goede opvoe
ding daarbij, zoo ontstaat een type, dat eigenlijk als inlander valt
aan te merken of soms door zijn minder goede constitutie oinder
hem staat. Welke factoren bij de rassenmenging in de eerste gene
ratie inwerken, welke eigenschappen harmonieeren, wat de beste
menging is, dit alles zijn vraagstukken, die grootendeels onbekend
zijn en ons thema zouden overschrijden. Zooveel is zeker, dat men
met kan zeggen, dat een ras als geheel domineerend m. a. w. prae-
potent is, dat het onjuist is, dat b. v. in een concreet geval bij
den Indo-Europeaan in de eerste generatie het Javaansche zou
domineeren en dat dan de kinderen voor 75% de Javaansche typen
zullen vertoonen. In werkelijkheid wordt bij de overervino- het
ras gesplitst naar richtingen van erfelijken aanleg, die ieder voor
zich domineerend of recessief kunnen zijn. B. v. een primaire
karakteraanleg is domeerend d. i. wordt gemakkelijker overge
ërfd. Veronderstellen wij dat de Javaansche moeder primair, &de
Hollandsche vader secundair geaard is. De meeste kinderen (75%)
uit dit huwelijk zullen dan Javaansch (dus primair) zijn van ka
rakteraanleg, zij kunnen echter, wat neus en schedelbouw betreft
meer Hollandsche eigenschappen vertoonen en omgekeerd. Het is'
een fout, de huidskleur voor hoofdzaak aan te zien en te veronder
stellen, dat met haar alle andere eigenschappen van het donkere
ras worden overgenomen. De donkere kleur wordt gemakkelijker
overgeerfd; zij is echter niet het belangrijkste kenmerk van het
165