Zijn karakter is tegen veranderingen door tropen- en milieu- invloeden beter bestand dan dat van den Europeaan. Hij is genoegzamer, matiger en gemakkelijker in de verpleging. Ook somatisch is hij evenwichtig. Drankmisbruik komt bij hem uiterst zelden voor. De Indo verstaat, en begrijpt zijne inheemsche on dergeschikten goed, hij kent de indische toestanden en soms ook inheemsche talen. Niet altijd houdt hij echter den Inlander voldoende op een afstand. De bij hem veel voorkomende mutatie: „Om geld gespeeld met minderen" is een bedenkelijk symptoom. In zijn poging om goed op te schieten en moeilijkheden te vermijden is hij toegevender dan de Europeaan. De Inlander ziet niet altijd tegen hem op; want niet zelden is hij vooringenomen en te weinig doortastend. Er zitten in hem vaak tegenstrijdigheden en daarom is zijn karakter soms weinig vast omlijnd. Zijn aard is zachter dan die van den Europeaan; zijn contrast ten opzichte van den Inlander is niet groot genoeg en op contrastwerking berust een groot deel van de discipline in"een leger. Daarom is voor de inheemsche landaarden de phlegmatisch geaarde en zelfbewuste Europeaan als onderofficier meer op zijn plaats dan de Indo. Deze zal daarom m. i. in het leger niet geheel den Europeaan kunnen vervangen. Uitmuntende actieve "typen echter zullen bij den Indo even goed voorkomen als beneden peil staande bij den Europeaan. Vele Indo's hebben zeer belangrijke diensten aan het leger bewezen. Wat de miliciens betreft, een deel van hen zal overeen komen met den geschetsten Indo-Euro peaan. Want ook onder hen zijn, evenals onder de Indo-vrijwilligers, vaak typen met heel weinig Europeesche bijmenging. De meesten komen echter uit een beter milieu dan de vrijwilliger. Voor dat gedeelte der miliciens, dat uit de gegoede Indische kringen voort komt, waar de mengingsverhoudingen anders zijn, zullen no» speciale studies noodig zijn. De vrijwillige Indo's hebben voor den dienst een speciale be- teekenis door hun meer europeesche opvoeding, hun godsdienst, taal, enz. Waar wij echter onder hen zoo sterk uit elkaar loopende typen aantreffen en waar de boven omschreven gemiddeld gunstige typen zich niet al te vaak voor den vrijwiliigen dienst melden en naast hen een relatief groot aantal van minder betrouwbare zwer verstypen uit het slechtste milieu tracht te teekenen, moet men bij de keuringen en vooral bij de werving der Indo's bijzonder voorzichtig zijn. Onder de ongunstige Indo-Europeesche soort be vinden zich onverbeterlijke, gedegenereerde typen, die uit de kampongs van de groote plaatsen komen en een zeer slechten invloed op hun kaïneraden kunnen uitoefenen. Deze typen recidi veeren vaak in hun straffen, haast elke soort mutatie (behalve dronkenschap) is in hun strafhoek te vinden; voornamelijk echter: vrouwenperkara's, mankeeren in dienst, deserteeren en liegen. Zij zijn onbetrouwbaar, lui, kwajongensachtig en toonen een zeer 167

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 31