den de vuurmonden hierdoor inwendig beschadigd, zoodat men
van deze wijze van reinigen moest afzien.
Intusschen ging de verkopering voort; het vuur was niet meer
te regelen en men zag de schoten op de zonderlingste wijze af
wijken. Zoo vielen projectielen van een batterij van 32 c. M., welke
op 20 K. M. waren getempeerd, in eigen batterij-opstellingen op
3 a 4 K. M. afstand. Toen het eenmaal zoover was gekomen,
werden al deze verkoperde vuurmonden buiten werking gesteld.
Een afdeeling kanonnen van 32 c. M. welke onbruikbaar waren,
werd opgezonden, teneinde nieuwe proeven te nemen voor de
verwijdering van het koper. Aangezien alle mechanische hulp
middelen faalden en ook het verwijderen langs chemischen weg
(oplossing van ammoniak en ammonium persulfaat) vooral bij
de grootere kalibers nogal bezwaren met zich bracht, nam men
zijn toevlucht tot een andere methode, welke bij toeval werd
ontdekt.
Reeds in het begin van den oorlog had men bij het veldkanon
van 75 m. M. projectielen in gebruik welke uit stalen staven werden
geperst. Men vermoedde, dat het metaal van den projectielbodem
niet genoeg weerstand bood aan de inwerking der zeer heete gas
sen, en dat ontijdige springers daarvan het gevolg waren. Men
nam toen proeven met projectielen, welke aan de bodemvlakte
voorzien waren van een ijzeren schijf, welke met een dikke laag
tinsoldeer was bevestigd. Welnu, men ontdekte, dat niet alleen
geen verkopering plaats had, maar dat zelfs vuurmonden welke
leeds verkoperd waren hunne aanzetting verloren bij het schieten
met deze projectielen. Bij nader onderzoek bleek toen, dat de
lood-tinlegeering waarmede de schijven waren vastgemaakt, door
de hooge temperatuur van de gassen was gesmolten en met het
koper in de trekken een alliage had gevormd, welke door den
druk van de gassen uit den vuurmond werd gedreven. Na her
haalde proefneming stelde men de juiste verhouding vast op 45
Pb _j- 55 Sn. Een gedeelte van het lood zet zich af tegen den
zielwand en dient als smeermiddel, waardoor de wrijving aan
zienlijk vermindert.
Toen men eenmaal tot deze ontdekking was gekomen, werden
de proeven met de kanonnen van 32 c- M. gehouden. Er werd een
25-tal projectielen vervaardigd, aan de achterzijde voorzien van
een ring bestaande uit een alliage van lood en tin. Er werd ge
vuurd met den meest verkoperden vuurmond op een afstand van-
16000 M. De eerste 3 schoten verlieten de monding onder het
bekende gesnor van buitelende projectielen en troffen op 3000-
6000 M. Het 4e schot kwam ongeveer op den goeden afstand
terecht. Na dit schot werd de vuurmond zorgvuldig gereinigd en
er bleek geen koperafzetting meer aanwezig te zijn. Daarna wer
den zeer vlug achtereen nog 16 schoten gedaan; alle vielen op
de goede plaats. Het 21e schot echter ging weer over den kop.
180