moeite gaven om het tijdschrift (bedoeld werd het I. M. T., dat de schr.
als orgaan van de N. 1. O. V- wenschte te handhaven. M.B.) van leerrijke
bijdragen te helpen voorzien, hun mond hielden (n. 1. doordat zij hun
gedachten te veel op lotsverbetering zouden gaan concentreeren. M.B.)
Welnu, het ondenkbare is, zij het dan ook niet plotseling, werkelijkheid ge
worden. Om redenen, welke zich slechts laten gissen, doch die zeer waar
schijnlijk liggen op ander gebied dan waarop de schr. doelde, zijn mede
werkers, en vooral medewerkers van gezag aan ons eenige militaire vak
tijdschrift met een lampje te zoeken. Hetgeen zeer zeker valt te betreuren.
Vermelden wij verder het artikel „De verovering van Montenegro in
Januari 1916", dus volgende op de operatiën tegen Servië; hieruit valt
weder te leeren, dat de verdediger, al moge hij het terrein zijn bondgenoot
noemen en al beschikt hij over een krijgsmacht van uitstekende kwaliteit,
slechts dan niet alleen op roem, maar ook op succes mag hopen, wanneer
de sterkteverhoudingen, gerekend naar aantal en materieele uitrusting, een
fatale grens niet overschrijden.
In het opstel „Vereeniging van officieren behoorende tot den verple
gingsdienst van het Zwitsersche leger" wordt een denkbeeld gegeven van
de wijze van werken van die vereeniging en van den aard van de werk
zaamheden, waarmede zij zich bezig houdt. Blijkbaar wordt daar te lande
aan den verplegingsdienst, ook dien in oorlogstijd, de ernstige aandacht
gewijd, die hij verdient.
Volgen een drietal artikelen, getiteld „Woonplaats of domicilie", Simu-
leeren" en „Nogmaals: de infanterie-order No. 22" en ten slotte de gewone
rubrieken.
M. B.
10. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
Mavors. December 1924. Hierin treffen we aan het derde gedeelte van
het opstel van den lsten Luit. van Mill over „Versterkingskunst in den
Stellingoorlog".
Hierin vinden we o. m. definitien van de begrippen „groepsversterking"
en „steunpunt" welke met een kleine wijziging ook te gebruiken zijn voor
dezelfde begrippen in den verdedigenden strijd van den bewegingsoorlog.
Ook van de reeks „Eenvoudige tactische oefeningen" door de luitenants
Veldmeyer en Fortanier vinden we in dit nummer het derde vervolg, waar
in een aanvalsbevel voor een verkenningsdetachement wordt behandeld.
De luitenant der artillerie van Swinden Koopmans behandelt in „Eigen
artillerievuur hindert ons" de regelen in het Nederlandsche voorschrift
neergelegd voor het schieten door artillerie over eigen troepen. Hij legt
er terecht den nadruk op, dat wil de infanterie medehelpen om het geven
van het, meestal te laat komende, genoemde sein te voorkomen, hare aan
voerders een behoorlijk inzicht moeten hebben in het wezen van het hun
steunende artillerievuur.
Voorts worden door hem voor verschillende geschutsoorten cijfers ge
geven in staatvorm voor de afstanden waarop onder verschillende omstan
digheden de gemiddelde baan van de eigen troepen verwijderd moet blijven.
Kapitein de Bas roept de herinnering wakker aan St. Barbara, de patro
nes der artillerie, wier verjaardag op 4 December valt. Hij vertelt de
legende van deze schutsheilige. In Indië is het herdenken van deze be
schermvrouwe in het vergeetboek geraakt.
Reserve-kapitein W. J. M. Linden behandelt naar aanleiding van een serie
artikelen in den Standaard, de „Opleiding der verlofsofficieren."
Bij het lezen bekroop ons het denkbeeld dat het Indische leger gelukkig
is te achten, tot heden aan zijn verlofspersoneel nog niet die eischen te
moeten stellen, als klaarblijkelijk volgens schrijver der Standaardartikelen
in zijn legerstelsel aan het Nederlandsche verlofspersoneel worden
192