ingericht en behouden (zie verder onder „verdediging van
het terrein").
Het contact met den vijand blijft in de aangegeven richting
behouden.
Is vervolging mogelijk dan geschiedt die stoutmoedig en
hardnekkig.
Trekt de vijand in goede orde terug, dan geschiedt de achter
volging voorloopig in de aanvalsformatie waarin men zich bevindt.
De voorste bataljons gaan geleidelijk over in de naderingsformatie
en zorgen vooral voor dekking van de flanken en voor verbinding
met de artillerie. Er ontstaan nieuwe verkenningsgevechten (zie
onder nadering).
Trekt de vijand over grooten afstand terug, zonder het terrein
krachtig te betwisten dan worden de eigen verspreide afdeelingen
langzamerhand verzameld en vervolgt men als regel met één
enkele voorhoede per divisie.
Trekt de vijand in wanorde terug, dan wordt hij rusteloos en
meedoogenloos vervolgd, tot zijn algeheele oplossing of overgave.
III. Verdediging van het terrein.
A. Algemeen.
Ten behoeve van den slag, te leveren door Legers, kun
nen verscheidene weerstandslijnen op het operatie-terrein worden
voorbereid of ontworpen. De voorste, de best uitgeruste, de
sterkste van die stellingen kan dan de hoofdstelling worden ge
noemd.
Voor het gevecht van de divisie in le linie wordt echter
maar één enkele, ononderbroken en in de diepte geéchelon-
neerde, sterke stelling ingericht, die tot het uiterste wordt
verdedigd, zonder eenige nevengedachte aan wijken.
Deze stelling bestaat uit een voorpostenzöne en een
weersta ndszöne, terwijl daarachter de divisie-re-
serve staat.
De verdediging moet een zekere elasticiteit in de diepte bezitten;
echter mag van de weerstandszone geen enkel punt worden
afgestaan.
De voorposten 1|3 a 1|6 van het aantal troepen
kunnen bestaan uit een of meer van de volgende echelons:
1. Echelon de surveillance;
2. de combat des avants-postes;
3. réserve d'avant-postes.
In de weerstandszone treffen we aan;
1 „Echelon de résistanc e" gevormd door het gros van
de troepen. Dit dekt de opstelling van de artillerie en de
211