Het gewicht, dat aan de proef, krachtens het aantal punten,
dat daarin kan worden behaald, in het geheel aan het on
derzoek wordt toegekend, moet overeenkomstig het aandeel
zijn, dat de onderzochte eigenschap in de algemeene practi-
sche intelligentie toekomt.
9e. De inhoud der tests moet de belangstelling opwekken en
gaande houden.
10e. De vragen mogen niet voor meer dan één oplossing vatbaar zijn.
11e Simulatie moet men kunnen ontdekken, afschrijven moet men
kunnen tegengaan.
De tests zijn op modellen gedrukt en moeten worden geheim
gehouden.
De proefpersonen worden vóór het begin van elke proef mon
deling, schriftelijk of door teekens en gebaren (bij de Ameri-
kaansche Beta-tests) omtrent den inhoud ingelichtook worden
hun hierbij eenige voorbeelden getoond.
Op een bepaald teeken moeten zij beginnen de reeks, die bij
deze proef behoort, af te werken. Na een zekeren tijd krijgen
zij het teeken om op te houden. Daarna begint de nieuwe proef.
De proefpersoon wordt aangezegd, alles vlug af te werken en
dat wat hij niet begrijpt over te slaan of te raden.
Personen, die in Amerika met de Alpha- en Beta-tests niet vol
deden, werden aan een individueel onderzoek onderworpen. Zij kre
gen b. v. opdracht om door middel van platen een verhaaltje
samen te stellen.
Hier moge ten slotte nog een bespreking der Nederlandsche
legertests volgen.
De hier volgende omschrijvingen zijn ontleend aan een artikel
in Mavors van Rouffaer.
De werkwijze, de eischen te stellen aan de proeven, het doel
daarvan en ook een gedeelte der tests zijn ontleend aan de
Anrerikaansche legertests. Veranderingen werden slechts aangebracht
met het oog op het feit, dat het gemiddeld geestelijk niveau bij
de Nederlanders hooger is dan bij de Amerikanen.
Het testonderzoek wordt ten opzichte van de volgende eigen
schappen en vaardigheden verricht. De man moet:
le. onderscheid kunnen maken tusschen het ware en valsche
(zie hiervoor bijlage III, proef 2)
2e. het wezenlijke van het bijkomstige kunnen onderscheiden
(onderscheid tusschen hoofd- en bijzaken, bijlage III, proef 3)
3e. gedachten logisch ten opzichte van elkaar kunnen rangschik
ken (bijlage III, proef 4)
4e. voorstellingen en gedachten snel en juist en doelmatig met
elkaar kunnen verbinden (combinatievermogen)zie bijlage
III, proef 5
5e. meerdere gelijktijdig gegeven opdrachten snel en juist kun
nen uitvoeren; de hiervoor dienende test is identiek met No. 1
233