261 „Mocht Nederland dan ook besluiten tot weerloosheid of practisch deze richting uitdrijven, dan zou dit een klove brengen tusschen de deelen van het Rijk in Oost en West, die de eenheid van Groot-Nederland ern stig zou bedreigen. Men zou dan kunnen spreken, van het uiteenvallen in een aftandsch en dus weerloos deel van een jong, opbloeiend en weerbaar gedeelte. Reeds thans gaan en dit mag wel eens open lijk gezegd worden de gedachten en woordtn van vele, tot voor kort warm voor het moederland voelende, Nederlanders in Indië deze richting uit, gedreven door afkeer tegen de steeds luider klinkende anti-weerbaar- heidsleuzen in Nederland. Ook de zoo juist door alle dagbladen - ook die der Inheemsche bevolking verspreide berichten over de ..janboel" bij de manoeuvres (term der dagbladen) en de beleediging van den Generaal Snijders hebben hiertce weder krachtig bijgedragen. Vele Nederlanders vergeten, dat hun land in het Oosten een groote mogendheid is met 50 millioen inwoners en zich daardoor in het Westen geen dingen kan ver oorloven als Luxemburg of Denemarken." Ook van „Het voorschrift Verbindingsdienst voor de Landmacht, enz/ door kapitein Stürm vinden we het derde gedeelte, waarin de optische en geluidgevende verbindingsmiddelen worden besproken, w. o. een li- lap voor verbinding tusschen vliegtuig en infanterie. Lt. J.D. van der Waall begint een serie artikelen over „Het Regiment wordt aangewezen als voorhoede" waarin de uitoefening van den marsch- veiligheidsdienst in een bijzonder geval zal worden uitgewerkt. Kapitein A.M. M. van Baak geeft de eerste van een serie „Practische oefeningen met de compagnie". Bijvoegsel: Artilleristisch tijdschrift, Januari 1925. Een belangwekkend artikel van kapitein Schilderman handelt over „Stormvuur". Hierin wordt er in de eerste plaats aan herinnerd dat een aaneengesloten stormvuur voor de geheele stelling langs niet mogelijk zal zijn. Het zal moeten be staan uit het brengen van artillerievuur op die gedeelten van het terrein, die door de zware mitrailleurs niet of onvoldoende worden bestreken! Het gebruik maken van vuurconcentraties is daarbij van groot nut, maar verzwaart de moeilijkheden van de te treffen stormvuurregeling. Kapitein de Bas behandelt in „Artilleristische oefeningen" ditmaal het inschieten op een hulpdoel, terwijl kapitein Grotendorst zijn „Aanteekeningen over de Kustartillerie" vervolgt. In „Ons Element" van 31 Januari 1925 vonden we het navolgende: „De twee eerste groote oorlogsschepen, die na het Verdrag van Was hington door Engeland werden aangebouwd, zullen dit jaar te water wor den gelaten. Het zijn de „Nelson" en „Rodney", die respectievelijk te Newcastle on Tyne en te Birkenhead worden gebouwd. Deze beide moderne slagschepen zijn ontworpen volgens de bepalingen van het Verdrag van Washington, waarbij grootte en bewapening der schepen werden gelimiteerd. Het zijn schepen, die het zullen moeten kunnen opnemen tegen de Japansche „Nagato" en „Mutsu" en de drie Amerikaansche schepen van het type „West Virginia", die allen na den slag bij Jutland werden gebouwd, volgens de voorschriften van Washington. Dit vijftal is bewapend met 8 kns. van 40 cM. (kaliber 45), opgesteld in dubbeltorens. De Nelson en de Rodney krijgen elk 9 kns. van 40 cM. (kaliber 50), op gesteld in drie drielingtorens. Dit geschut is dus nog verder dragend dan het Amerikaansche en het Japansche. De Amerikaansche kanonnen werpen projectielen van 952 KG., de Japansche van 998 KG. en het gewicht, dat uit de vuurmonden van de nieuwe Engelsche schepen zal worden geschoten, bedraagt niet minder dan 1000 KG. Wanneer de volle laag wordt gegeven, zullen dus 9000 KG. aan projec tiel gewicht naar het doel worden afgezonden. Op de Nelson en de Rodney zal alles worden aangebracht wat kan die nen om de schepen te beschermen tegen torpedo's en mijnen en vermoe-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 59