hanteeren en dit dus naar zijn inzichten moest vormen en esnca- dreeren. Hem moest daarom alle vrijheid van handelen worden gelaten. De beschuldiging, dat Joffre het willige werktuig in handen van de officieren van het uroote Hoofdkwartier zou zijn, wees Millerand als volkomen ongegrond terug. Voorts werd het Joffre zeer euvel geduid, dat hij buiten den M. v. O-, zelfs buiten het geheele kabinet om, rechtstreeks betrek kingen onderhield met de Staven der opperbevelhebbers van de legers der Geallieerden en de Regeering buiten de besprekingen en onderhandelingen daarmede hield, een formeele quaestie dus, maar in Frankrijk hecht ieder er nu eenmaal onder alle omstan digheden aan, om gekend te worden, ook al kan men geen invloed uitoefenen; de nationale ijdelheid moet ter dege ontzien worden. Ernstiger was de grief, dat Joffre ook rechtstreeks betrekkingen onderhield met de vreemde Regeeringen. Uit dit alles meende men te moeten besluiten, dat de gene ralissimus zich een met de wet strijdige zelfstandigheid toekende en niet van zins was om zich te voegen naar de parlementaire eischen van controle. Millerand keurde Joifre's houding volkomen goed en eischte alle verantwoordelijkheid voor de bestaande toestanden voor zich op. Hij liet geen critiek op den generalissimus zelf toe, want ten slotte was Millerand als M. v. O., dus als chef van het leger en als bewindsman daarvoor verantwoordelijk; inderdaad een bewonde renswaardige houding. Bij Millerand echter maakten alle persoon lijke gevoelens plaats voor het gevoel van vaderlander te zijn. Zijn overtuiging was het, dat Joffre volkomen vrijheid moest worden gelaten; dat het belang .van Frankrijk dat vereischte. Niet alleen dat hij alle vertrouwen in Joffre's bekwaamheden stelde, maar bij de beantwoording der aanvallen wees hij er ook op, dat Joffre in het buitenland evenzeer een groote reputatie genoot en dat men daar ook het meeste vertrouwen in hem had. Dit kwam de onderlinge samenwerking ten goede en zonder deze was een goed einde van den oorlog natuurlijk niet te voorzien. Teekenend voor den toestand in het Fransche leger was wel, dar men zich bij parlements-leden er over beklaagde, dat Joffre's bevelen te gedetailleerd waren en daardoor aan het persoonlijk initiatief van de ondergeschikten onvoldoende ruimte lieten. Teekenend was ook, dat tot tweemaal toe, een geheime anonyme memorie, de eerste in Febr. of Maart, de 2e in Mei of Juni aan enkele leden van de Kamer werd ingediend door militairen, waar in Joffre's militair beleid fel werd gecritiseerd en waarin de ver diensten van Sarrail hoog werden opgehemeld, en dat deze bescheiden nog werden behandeld, wel is waar zonder Joffre te kunnen schaden. Sarrail was niet debet aan deze manoeuvre, die 284

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 10