Het denkbeeld van een intergealliëerd Hkw. viel bij Briand en
Galliéni in goede aarde; want zij streefden immers naar de eenheid
van leiding en zulk een Hkw. kon daartoe leiden. Maar zij ver
klaarden tevens, dat de oprichting er van natuurlijk niet alleen van
Frankrijk kon afhangen; dat zij alleen mogelijk was, nadat de
gealliëerden waren bewerkt; dat Joffre reeds persoonlijke betrek
kingen had aangeknoopt met de ministers en opperbevelhebbers
der overige landen en dat men hem den tijd moest laten om deze
betrekkingen nauwer te maken door bezoeken over en weer en
door gemeenschappelijken arbeid. Zeer zeker mocht men verwach
ten, dat zoodoende een oogenblik zou aanbreken, waarop alle
gealliëerden het nut en de noodzakelijkheid van de instelling van
een intergealliëerd Hkw. zouden inzien, en wellicht zou dan het
voorstel tot de oprichting daarvan zelfs van de gealliëerden uit
gaan, waardoor Frankrijk, voor wat betreft de aanwijzing van het
hoofd er van, sterker tegenover hen zou staan en dus meer kans
had de leiding aan een Franseh generaal toevertrouwd te zien.
Maar men moest de zaak kalm laten rijpen en haar niet forceeren,
En zoolang een Hkw. als verlangd nog niet zou kunnen worden
opgericht, was het verkeerd, om Joffre het directe bevel over de
Fransche legers te ontnemen; want daadoor zou men zijn auto
riteit tegenover de Gealliëerden verminderen, terwijl juist vermeer
dering daarvan, om tot het beoogde doel te geraken, hoog noodig was.
Joffre's tegenstanders gaven toe, dat het oogenblik nog niet
was aangebroken, om hem voorgoed van het operatietooneel ver
wijderd te houden. Evenwel konden zij niet aanzien, dat hij zijn
groote macht behield. Zij verspreidden de meening, dat Joffre niet
kon manoeuvreeren, terwijl toch, en naar zij verwachtten reeds
spoedig, het oogenblik zou komen, dat de kostbare en weinig
resultaat opleverende frontale aanvallen zouden kunnen worden
opgegeven voor de manoeuvre. Zij wilden daarom aan Joffre toe
gevoegd zien een kundig generaal, die aanvankelijk natuurlijk
geheel zijn ondergeschikte zou zijn. Van deze toevoeging ver
wachtten zij, dat Joffre van zelf onder den invloed van de kundig
heden, van de superioteit van zijn ondergeschikte zou komen,
zooals hij ook nu al onder den invloed stond van zijn staf, en waar
hij door zijn opperbevel over alle Fransche legers zijn aandacht aan
alle fronten moest wijden en tevens aan de legers der gealliëerden,
om de verschillende operatiën te coördineeren, dus van zelf minder
aandacht dan tot dusver het geval was aan het front in Frankrijk,
hoopte men, dat op deze wijze Joffre van zelf er toe gebracht zou
worden, om aan den hem toegevoegden generaal groote zelfstan
digheid te laten, op den duur zelfs de geheele leiding.
Zoo hoopte men dan Joffre ten slotte geheel op den achter
grond te kunnen dringen.
Maar met deze redeneeringen toonde men den generalissimus
al zeer slecht te kennen.
293