zijn de factoren, die eenigen invloed kunnen uitoefenen op het ge halte van sommige landaarden van het leger. Ik wil nogmaals opmerken, dat men geen al te groote verwach tingen van deze en de volgende voorstellen mag koesteren. Sommige denkbeelden zijn wellicht ook wat utopistisch. Men mag tevreden zijn indien slechts bereikt wordt dat het percentage dei- minder bruikbaren wat daalt en dat op het psychische gedeelte van den man meer de aandacht wordt gevestigd. Voordat de tests worden toegepast zal het noodzakelijk zijn iets van den man af te weten, iets over zijn ontwikkeling, beschikbare kennis, milieu, enz. te vernemen. De officier van werving zal daarom vooreerst den adspirant recruut een reeks vragen stellen. Deze officier, die ondervinding met inheemsche landaarden behoort te hebben, zal deze door ondervraging verkregen gegevens ook kunnen toelichten en door eigen oordeel verrijken. Op deze wijze krijgt het later te houden testonderzoek een steviger basis, aangezien de beoor deeling van den man door 2 personen, d. i. eerst door den officier van werving en later door den officier van gezondheid, plaats heeft. Bij zijn aanmelding ontvangt de adspirant vrijwilliger dus bene vens zijn engagementsstukken een bepaald gedrukt model, d i. een dubbelvel, waarin de gegevens ingevuld zullen worden. Nu komt de man voor bij den officier van de werving, die hem volgens een naoer te bespreken schema ondervraagt en omtrent alles op de le bladzijde van het model aanteekening houdt. Met dit stuk wordt de man dan voorgebracht bij den officier van gezondheid, die de licnanrelijke en psychotechnische keuring verricht. Het psychotechnisch onderzoek zal niet tijdroovend mogen zijn. De officier van werving en de officier van gezondheid zullen ieder bij eenig routine in uur klaar kunnen zijn. De off. van gezondheid houdt zijn aanteekeningen op de 2e bladzijde van het model. Dit stuk blijft later bij de korpsbescheiden van den man. Op de 3e bladzijde worden dan verdere gegevens, b. v. bijzondere qualiteiten of fouten bij wijze van conduite gedurende zijn dienst tijd door den C. C. ingevuld, zoodat in het geval van overplaatsing de nieuwe C. C. op de hoogte kan zijn van 's mans kwaliteiten. Soortgelijke modellen zouden ook voor de miliciens aanbeveling verdienen (natuurlijk met andere vragen en andere tests). Br hen kan zulk een onderzoek en ook het testonderzoek uiteraard wegens tijdgebrek niet direct bij de keuring, maar wel eenige weken na de indiensttreding plaats hebben. Ter beoordeeling van. geschiktheid voor kaderbetrekkingen of voor bijzondere opleidings klassen of wapens zullen zulke modellen voor de miliciens van bijzondere waarae zijn. Bij het onderzoek der vrijwilligers zijn beide onderzoekers, nml. de officier van werving en de officier van gezondheid gehouden, den 300

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 26