tolk) teneinde hem wat te leeren kennen; om te zien of hij in
zijn antwoorden helder en vlot is, of hij zich zelf niet tegenspreekt,
of hij op de hoogte is van de belangrijkste feiten uit zijn leven,
of hij begrip heeft van een tijdsverband tusschen eenige gebeur
tenissen uit zijn leven. (Alen kan hieruit conclusies trekken op
onverschilligheid).
Ie vraag. Waar geboren, district, landschap, residentie. Heb
je vaak van woonplaats gewisseld? (eventueel) waar gewoond
en wanneer.
Door volledige beantwoording van deze vraag toont de p. p.
reeds eenigen graai van ontwikkeling en helderheid. Van belang
is het hierbij ook te weten of de man uit een stad of van het
platte land komt. De stadsbewoner behoort over meer ontwik
keling te beschikken. Indien hij een kleine rekensom b. v. 3 X 9
niet kan oplossen, zoo is dit reeds een verdacht teeken van min
derwaardigheid. Bij den dessaman zijn dergelijke tekortkomingen
nog te verontschuldigen. Onder de stadsbewoners zal men echter
meer kans hebben personen van minderwaardigen karakteraanleg te
ontmoeten. Ook hiermede zal men dan rekening moeten houden.
De geboorteplaats geeft ons ook een aanwijzing over de anthro-
pologische rasvermenging. Personen uit plaatsen van Oost-Java
zullen b. v. een gunstige Madoereesche bijmenging hebben, enz.
De vaststelling, dat de man veel van woonplaats veranderd is,
kan onder omstandigheden een teeken zijn dat het een minder
betrouwbaar zwervende type is, ofschoon bij deze personen
ontwikkeling en beschikbare kennis goed kan zijn.
2e vraag. Leeftijd, (volgens de p. p.)
De p.p. moet zoo mogelijk den geboorte-datum aangeven.
Indien hij in staat is dit te doen, zoo kan dit ook een teeken zijn
van betere ontwikkeling en beter milieu. De gewone dessa-man
weet zelden zijn leeftijd nauwkeurig aan te geven. Meestal komt
hij met een taxatie, die hij van te voren gemaakt heeft. Men kan
onder de Inlanders typen vinden, die over tijd zeer slecht georiën
teerd zijn. Sommigen weten b. v. uit onverschilligheid niet of er
momenteel de natte of droge moesson is. (Engelhard).
3e vraag. Woon je nog bij je ouders, hoe lang ben je al van
hen weg en waarom?
Dit is een milieuvraag, vooral van belang bij Indo-Europeanen.
Men vindt onder de jongens, die sedert lang van hun ouders weg
zijn, vaker lichamelijk en in de opvoeding verwaarloosde typen.
Men moet echter bij deze en soortgelijke vragen steeds rekening
ermede houden, dat zij niet altijd juist zullen worden beantwoord.
4e vraag. Wat zijn of waren je ouders?
Ook dit is een milieuvraag, die wel soms een aanwijzing is
302