want daaruit meende men te moeten opmaken, dat de moeilijk heden met Duitschland nog lang niet van de baan waren en dat dit rijk elke gelegenheid te baat zou nemen, om Frankrijk tot nieuwe concessies te dwingen. Onder deze omstandigheden, welke duidelijk aantoonden, hoe weinig grond de pacifistische verwachtingen der linker partijen hadden, werd de noodzakelijkheid gevoeld om het leger op kracht te houden en de militaire gezaghebbenden de noodige vrijheid te laten. Het werd Millerand's stelregel, den chef van den Gene- ralen Staf, die als zoodanig tevens ondervoorzitter van den „Con- seil supérieur de la guerre" was en daardoor aangewezen als generalissimus der Fransche legers in geval van oorlog, volledige vrijheid van handelen te laten met betrekking tot de oefening, het aanwijzen van de functionnarissen voor de hoogere verantwoorde lijke betrekkingen, bevorderingen in de hoogere rangen, enz. Deze laatste en het aanwijzen van de functionnarissen voor de hooge commando's hingen in Frankrijk van den M. v. O. af, en dat dit niet een louter formeele quaestie was, bleek wel hieruit, dat meermalen bij de benoemingen eer met de politieke overtui ging van de betrokkenen rekening werd gehouden dan met hunne werkelijke verdiensten en die van anderen. Formeel kon Millerand geen afstand doen van zijn prerogatie ven als M. v. O., want die waren in de wet vastgelegd, maar praktisch oefende de Chef van den Gen. Staf ze uit, want Joffre's voorstellen werden nimmer verworpen of becritiseerd. Was vol gens de wet de M. v. O. de opperste chef van het leger, in werke lijkheid was het Joffre, die het regeerde. toen Millerand aftrad, werd hij opgevolgd door Eugène Etien- ne, die een persoonlijk vriend van Joffre was, het volste vertrouwen in dezen stelde en hem bijgevolg den invloed liet, dien hij onder Millerand had. Ook de opvolger van Etienne, Noullens, die 2 Dec. 1913 als M. v. O. optrad, een radicaal-socialist, bracht in den bestaanden toestand geen verandering. Onder den druk der politieke omstan digheden achtte ook deze het noodig het gezag van den aange wezen generalissimus en diens staf te handhaven, zooals het was geweest onder zijn voorgangers. In 1911 en 1912 toch hadden de Duitschers door opvoering van de oorlogsbegrooting een grooten voorsprong op Frankrijk verkregen. De wet op den 3-jarigen diensttijd moest nu dien voorsprong verminderen. Doch voordat de Kamer van Afgevaar digden haar had aangenomen, vergrootte Duitschland zijn voorsprong nog meer door een nieuwe opvoering van het oorlogs budget. In Juni 1914 werd Noullens opgevolgd door Messimy. De politieke toestand was nu zoo, dat men het beter achtte Joffre voorloopig de vrije hand te laten in het leger. 276

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 2