Kleine verschillen moet de onderzochte onderkennen en daar waar een verschil bestaat een djagongpitje plaatsen. Na afloop van den toegestanen tijd moet hij ook kunnen toelichten, waarin de verschillen bestaan. Het gebruik van djagongpitjes verdient de voorkeur boven het plaatsen van kruisjes, daar de gedrukten -daardoor worden gespaard. Bovendien is bij den Inlander, die niet handig met het potlood weet om te gaan, het plaatsen van kruisjes tijdroovend. Deze test is dus niet makkelijk en daarom zijn er 4 series beschikbaar. Voor Inlanders is serie I tot III aan te bevelen. Serie I moet in hoogstens 1 min., serie II in 11 /2 min., serie III in hoogstens 2 '/2 min. afgewerkt zijn (elk met hoogstens 1 fout) wil men voldoende behalen. Serie I en II alleen met hoogstens 1 fout kan men ook nog als voldoende beschouwen. Voor serie IV kan men 3 min. rekenen bij hoogstens 2 fouten om goed te behalen. Deze serie kan bij meer ontwikkelde p. p. toegepast worden. Bij hen is dan serie I-III niet noodig. Wordt alles in den halven tijd afgewerkt, dan kan de praestatie als uit muntend worden beschouwd (De waardeeringsvoorschriften dienen evenals bij de andere aanvangstests slechts om zich te orienteeren). Indien dan weer de toelaatbare fouten voorkomen, dan blijft het aan den onderzoeker overgelaten, deze fouten naar hun waar de tetaxeeren, c. q. te beoordeelen of deze op vergissingen be- 315

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 41